ECLI:NL:RBZWB:2023:6153
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen uitspraak op bezwaar inzake kostenvergoeding bij aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
Op 6 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende uit Duitsland en de inspecteur van de belastingdienst. De zaak betreft een beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 24 februari 2023, die betrekking heeft op de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2020. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag en verzocht om vergoeding van de kosten van het bezwaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk ongegrond is en heeft zonder zitting uitspraak gedaan op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank oordeelt dat er met de uitspraak op bezwaar een besluit is genomen over de kostenvergoeding, maar dat dit besluit niet op de juiste wijze is bekendgemaakt. De inspecteur had in zijn brief van 27 maart 2023 aan de belanghebbende meegedeeld dat hij volledig aan het bezwaar tegemoet was gekomen en dat de kostenvergoeding op 13 februari 2023 was uitbetaald. De rechtbank concludeert dat, hoewel de handelswijze van de inspecteur niet correct was, het beroep van de belanghebbende niet kan slagen omdat er feitelijk een beslissing is genomen over de kostenvergoeding. De rechtbank volgt de visie van de belanghebbende niet dat er sprake is van een afwijzend besluit.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.