ECLI:NL:RBZWB:2023:5902
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de naheffingsaanslag omzetbelasting en toepassing van het nultarief bij de verkoop van springpaarden
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 augustus 2023, wordt het beroep van belanghebbende, die handelt in springpaarden, tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting van de inspecteur beoordeeld. De belanghebbende heeft in 2012 aandelen van 50% van de volle eigendom van verschillende paarden verkocht aan buitenlandse kopers. De inspecteur heeft de toepassing van het nultarief geweigerd, wat leidde tot een naheffingsaanslag van € 117.460 en een belastingrentebeschikking van € 22.154. De rechtbank oordeelt dat de verkooptransacties hebben geleid tot de levering van de helft van de eigendom van de betreffende paarden en dat de belanghebbende voor een aantal paarden aan de op haar rustende bewijslast heeft voldaan dat zij het nultarief terecht heeft toegepast. De rechtbank vermindert de naheffingsaanslag tot € 79.248 en kent de belanghebbende een immateriële schadevergoeding toe van € 4.000 wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt verder dat de inspecteur geen gevolgen hoeft te verbinden aan de schending van artikel 8:42 van de Awb, omdat het niet aannemelijk is dat het niet overleggen van het volledige strafdossier invloed heeft gehad op de uitkomst van de zaak. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en wijzigt de belastingrentebeschikking in overeenstemming met de vermindering van de naheffingsaanslag.