In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 augustus 2023, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 30 maart 2022 voor aanvullende compensatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, aangezien de Belastingdienst niet binnen de wettelijk vereiste termijn van zes maanden heeft beslist. Eiseres heeft de Belastingdienst op 19 juni 2023 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen. De rechtbank wijst erop dat een langere termijn dan twee weken gerechtvaardigd is, gezien het aantal aanvragen dat door de Belastingdienst moet worden behandeld. De rechtbank stelt een termijn van acht weken vast voor de Belastingdienst om een besluit te nemen, zonder de door verweerder gevraagde verlenging vanwege vertraging door eiseres.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, en dat de Belastingdienst het griffierecht en proceskosten aan eiseres moet vergoeden. De proceskosten worden vastgesteld op € 418,50, aangezien de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak enkel betrekking heeft op de overschrijding van de beslistermijn. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.