In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 augustus 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de Belastingdienst/Toeslagen beoordeeld. Eiseres had op 2 mei 2022 een verzoek ingediend voor aanvullende compensatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag, maar de Belastingdienst heeft niet tijdig beslist. Eiseres heeft de Belastingdienst op 16 juni 2023 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank beslist zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat de Belastingdienst uiterlijk op 2 mei 2023 had moeten beslissen, maar dit niet heeft gedaan. De rechtbank legt de Belastingdienst een termijn op van acht weken na verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding van € 418,50 voor proceskosten en het griffierecht van € 50,- moet door de Belastingdienst aan eiseres worden vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de mogelijkheid voor betrokkenen om in beroep te gaan als er niet tijdig wordt beslist. De rechtbank wijst erop dat een langere termijn dan twee weken gerechtvaardigd is vanwege het aantal aanvragen dat door de Belastingdienst moet worden behandeld. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.