ECLI:NL:RBZWB:2023:5789

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
9662851 EL 22-12 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Swildens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en effectenleaseovereenkomsten tussen eiser en Dexia Nederland B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juli 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser01] en Dexia Nederland B.V. [eiser01] heeft Dexia aangeklaagd wegens onrechtmatig handelen in verband met effectenleaseovereenkomsten die hij had afgesloten via de tussenpersoon Spaar Select. De rechtbank heeft vastgesteld dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door [eiser01] als cliënt te accepteren, terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon geen vergunning had voor het geven van financieel advies. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een specifiek op [eiser01] gericht financieel advies, en dat Dexia onvoldoende onderzoek had gedaan naar de advisering door de tussenpersoon. De rechtbank heeft Dexia veroordeeld tot schadevergoeding aan [eiser01], die bestond uit de door hem betaalde inleg en restschuld, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is Dexia veroordeeld in de proceskosten. De vorderingen van Dexia in reconventie zijn afgewezen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van aanbieders van financiële producten en de noodzaak voor hen om te verifiëren of tussenpersonen over de juiste vergunningen beschikken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Middelburg
zaak/rolnr.: 9662851 EL 22-12
vonnis van 20 juli 2023
in de zaak van
[eiser01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals B.V..
Partijen worden hierna [eiser01] en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 januari 2022;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties;
  • de akte uitlaten jurisprudentie van Dexia;
  • de antwoordakte van [eiser01] .
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.2. De feiten

2.1.
Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Dexia Bank Nederland, [bank01] en Legio Lease. Waar sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder begrepen.
2.2.
[eiser01] heeft de volgende leaseovereenkomsten (hierna: de overeenkomsten) ondertekend waarop [eiser01] als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Nr
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I.
[contractnummer01]
03-05-1999
Overwaarde Effect
240 mnd
€ 108.483,84
II.
[contractnummer02]
17-11-1999
Allround Sparen
240 mnd
€ 27.226,80
2.3.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
28-4-2004
- € 15.153,32
Ja
II.
30-11-2004
- € 3.067,42
Ja
2.4.
Volgens opgave van Dexia heeft [eiser01] op grond van de leaseovereenkomsten – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 27.142,37 aan maandtermijnen en een bedrag van € 18.220,74 wegens restschuld aan Dexia betaald.
heeft € 4.975,78 aan dividenden ontvangen en Dexia heeft een bedrag van € 362,33 aan dividenden verrekend. Op 18 januari 2012 heeft Dexia een bedrag van € 16.906,87 aan [eiser01] uitgekeerd, zijnde tweederde van de restschuld inclusief reeds verschenen rente.
2.5.
De gemachtigde van [eiser01] , Leaseproces, heeft bij brief van 6 januari 2006 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.

3.De vordering en het verweer in conventie en in reconventie

3.1.
[eiser01] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voorwaardelijk, voor zover Dexia bij conclusie van antwoord het aanvraagformulier van de overeenkomst onder nummer [contractnummer02] niet in het geding brengt, Dexia ex artikel 843a Rv zal veroordelen om een afschrift daarvan aan [eiser01] te verstrekken,
2. voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser01] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
3. voor recht zal verklaren dat [eiser01] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatige handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is die schade te vergoeden,
4. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eiser01] van al datgene dat [eiser01] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
5. Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eiser01] , met rente,
6. Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de proceskosten, voor recht zal verklaren dat Dexia uit hoofde van de overeenkomsten onder de nummers [contractnummer01] en [contractnummer02] niets meer aan [eiser01] verschuldigd is, met veroordeling van [eiser01] in de proceskosten.
3.3. Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.4. Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eiser01] .

4.2.
De veelheid van procedures heeft geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014, (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135). Deze jurisprudentie wordt als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze maatstaven en beoordelingskaders leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[eiser01] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade
en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring4.4. Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eiser01] in verband met een schending van artikel 41 NR 1999 inmiddels verjaard is. Dit verweer kan niet worden gevolgd. In de uitspraken van diverse rechtbanken in het recente verleden zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op (onder andere) de volmacht van Leaseproces, de klachtplicht en verjaring. Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigde van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5.
[eiser01] heeft de overeenkomsten met Dexia afgesloten via de tussenpersoon Spaar Select. Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikt over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI :NL:HR:2022:862) is opnieuw geoordeeld dat indien de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon, zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning, tevens – naar de aanbieder wist of behoorde te weten- als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven, daarmee vaststaat dat de aanbieder heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999, dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995. De Hoge Raad heeft daarbij, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer.
4.6.
Dexia stelt dat op basis van de door de Hoge Raad tot uitgangspunt genomen wet- en regelgeving, de vraag of een aanbeveling die een tussenpersoon als geschikt voor een afnemer heeft voorgesteld niet los kan worden gezien van het door de tussenpersoon verrichte onderzoek naar de financiële positie, kennis en ervaring en de beleggingsdoelstellingen. Dexia gaat er daarmee ten onrechte van uit dat het genoemde arrest van de Hoge Raad meebrengt, dat een afnemer dient aan te tonen dat de tussenpersoon een geschiktheidsonderzoek heeft uitgevoerd en op basis daarvan de betreffende overeenkomst als geschikt aan de afnemer heeft voorgesteld. Deze lezing van het arrest wordt niet gevolgd. Er kan immers, volgens het arrest, ook sprake zijn van een gepersonaliseerde aanbeveling als de aanbeveling is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer zonder dat deze berust op een afweging van diens persoonlijke omstandigheden. Zelfs als in het geheel geen afweging is gemaakt, kan onder omstandigheden sprake zijn van een aanbeveling die - wellicht geheel ten onrechte – door de tussenpersoon is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer (het verkooppraatje).
4.7.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eiser01] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had althans behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [eiser01] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eiser01] . Dat is immers degene die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia en de vergunningplichtige advisering beroept. De door [eiser01] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn. Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee, dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eiser01] in 2007 - weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.8.
[eiser01] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
“(…) In deze zaak gaat het om [eiser01] die – op advies van een financieel adviseur van Spaar Select – een Overwaarde Effect overeenkomst en een Allround Sparen overeenkomst van [bank01] heeft afgesloten. Het gaat om twee momenten van advisering, namelijk in april 1999 en in november 1999. (…) [eiser01] werd in april 1999 ongevraagd telefonisch benaderd door Spaar Select. De medewerker van Spaar Select stelde voor om een afspraak te maken voor een huisbezoek om de spaarregeling die [eiser01] voor zijn zoon had lopen bij Spaar Select en de financiële situatie van [eiser01] door te nemen met een financieel adviseur. [eiser01] heeft hiermee ingestemd. Er is vervolgens een afspraak ingepland met een financieel adviseur van Spaar Select, te weten de heer [adviseur01] (hierna te noemen: ' [adviseur01] ' ). Er hebben meerdere gesprekken plaatsgevonden thuis bij [eiser01] . (…) Tijdens het eerste gesprek heeft [adviseur01] geïnformeerd naar de wensen en de financiële situatie van [eiser01] . Daarbij gaf [eiser01] aan dat hij weinig spaargeld had en dat hij net was gestopt met bedrijfsparen. Tevens kwam de hypothecaire situatie van [eiser01] ter sprake. Met [adviseur01] is daarnaast gesproken over de wens van [eiser01] om vermogen op te bouwen voor een verbouwing aan zijn woning en voor de aanschaf van een motor. [adviseur01] gaf aan dat dit mogelijk was en adviseerde [eiser01] om een Overwaarde Effect overeenkomst van [bank01] af te sluiten. (…) [adviseur01] adviseerde [eiser01] vervolgens over een constructie om de overwaarde op zijn woonhuis op te nemen middels het afsluiten van een tweede hypotheek. [eiser01] diende de overwaarde op zijn woning op te nemen middels een tweede hypothecaire lening ter hoogte van NLG 50.000,- bij de Postbank en deze aldus aan te wenden voor de vooruitbetaling van de inleg in de Overwaarde Effect overeenkomst. [adviseur01] adviseerde [eiser01] om een Overwaarde Effect overeenkomst te sluiten met een vooruitbetaling van ongeveer NLG 48.000,-. Met de opbrengsten uit deze overeenkomst zou [eiser01] aanzienlijk vermogen opbouwen voor de verbouwing en de aanschaf van een motor. Tevens gaf [adviseur01] aan dat [eiser01] met de Overwaarde Effect overeenkomst de tweede hypotheek versneld kon aflossen. (…) [adviseur01] zette zijn advies kracht bij middels een brochure, die hij aan [eiser01] heeft laten zien. Middels deze brochure liet [adviseur01] zien welke opbrengsten volgens hem uit de Overeenkomst Effect overeenkomst zou komen met een vooruitbetaling van ongeveer NLG 48.000,-. [adviseur01] sprak over rendementen van 22 à 24%, volgens hem op basis van het gemiddelde over de voorgaande jaren. Met de voorgespiegelde rendementen konden de doelstellingen van [eiser01] gegarandeerd worden behaald. [adviseur01] heeft na afloop van het gesprek deze voorbeelden met zich meegenomen, daarom kan [eiser01] deze niet in de procedure overleggen. (…) [adviseur01] heeft de rendementen zeer rooskleurig aan [eiser01] voorgeschoteld. Er is geenszins rekening gehouden met minder hoge of zelfs negatieve rendementen, en over tegenvallende resultaten is in het geheel niet gesproken. [eiser01] heeft meermaals gevraagd of de voorgespiegelde rendementen mogelijk lager konden uitvallen, maar dat was volgens [adviseur01] niet mogelijk en wees [eiser01] daarbij op de voorgespiegelde rendementen. (…) [eiser01] had geen ervaring met beleggen en geen kennis van complexe financiële producten. [eiser01] was werkzaam op zee. Aangezien hij vlak voor de gesprekken was teruggekomen, was hij nog niet goed uitgerust. Daarnaast was de echtgenote van [eiser01]
ernstig ziek en hierdoor onder invloed van medicijnen. Mede om deze reden vertrouwde [eiser01] des te meer op de deskundigheid van [adviseur01] en heeft het advies opgevolgd. (…) [adviseur01] heeft het aanvraagformulier voor de Overwaarde Effect overeenkomst ingevuld en ervoor gezorgd dat [eiser01] het aanvraagformulier heeft ondertekend. Vervolgens heeft [adviseur01] het aanvraagformulier naar [bank01] toegezonden. [adviseur01] heeft de overeenkomst tijdens een volgend huisbezoek door [eiser01] laten ondertekenen. Omdat de handtekening van de echtgenote van [eiser01] niet duidelijk genoeg was, is [adviseur01] teruggekomen om haar de overeenkomst nogmaals te laten ondertekenen. [adviseur01] heeft de overeenkomst naar [bank01] toegezonden. [adviseur01] heeft tevens de hypotheek bij Postbank aangevraagd voor [eiser01] . (…) [eiser01] heeft een Overwaarde Effect overeenkomst afgesloten met een vooruitbetaling van NLG 47.813,77. [eiser01] heeft een tweede hypotheek afgesloten bij Postbank ter hoogte van NLG 50.000,- (…)
In november 1999 werd [eiser01] nogmaals telefonisch benaderd door Spaar Select. De medewerker van Spaar Select stelde voor om wederom een afspraak te maken om de financiële situatie en wensen met een financieel adviseur te bespreken. [eiser01] heeft hiermee ingestemd. Er is vervolgens een afspraak ingepland met een financieel adviseur van Spaar Select, te weten de heer [adviseur02] (hierna te noemen: ' [adviseur02] ). (…) Er hebben meerdere gesprekken plaatsgevonden thuis bij [eiser01] . (…) Tijdens het eerste gesprek heeft [adviseur02] geïnformeerd naar de wensen en de financiële situatie van [eiser01] . [eiser01] gaf aan dat het geld uit het bedrijfsparen was vrijgekomen. [eiser01] gaf aan dat hij op zijn 55e kon stoppen met werken, en er is naar aanleiding hiervan met [adviseur02] gesproken over de wens van [eiser01] om vermogen op te bouwen voor zijn pensioen. [adviseur02] gaf aan dat dit mogelijk was en adviseerde [eiser01] om een Allround Sparen overeenkomst van [bank01] af te sluiten. [adviseur02] adviseerde om het geld uit het bedrijfsparen aan te wenden voor de vooruitbetaling van de Allround Sparen overeenkomst. [adviseur02] adviseerde [eiser01] om een Allround Sparen overeenkomst af te sluiten met een vooruitbetaling van NLG 12.000,-. [adviseur02] onderbouwde zijn advies middels berekeningen die hij op kladpapier heeft geschreven, welke hij aan [eiser01] heeft laten zien. Middels deze berekeningen liet [adviseur02] zien welke opbrengsten volgens hem uit de Allround Sparen overeenkomst zouden komen met een vooruitbetaling van ongeveer NLG 12.000,-. Met de voorgespiegelde rendementen konden de doelstellingen van [eiser01] ten behoeve van zijn pensioen gegarandeerd worden behaald. [adviseur02] heeft na afloop van het gesprek deze voorbeelden met zich meegenomen, [eiser01] kan deze derhalve niet in de procedure overleggen. (…) [adviseur02] heeft de rendementen zeer rooskleurig aan [eiser01] voorgeschoteld. Er is geenszins rekening gehouden met minder hoge of zelfs negatieve rendementen, over tegenvallende resultaten is in het geheel niet gesproken. (…) [eiser01] had weinig ervaring met beleggen en geen kennis van complexe financiële producten. [eiser01] was op dat moment nog in de veronderstelling dat het eerder afgesloten Overwaarde Effect een juiste keuze was. Mede om deze reden vertrouwde [eiser01] op de deskundigheid van [adviseur02] en heeft het advies opgevolgd. (…) [adviseur02] heeft het aanvraagformulier voor de Allround Sparen overeenkomst ingevuld en ervoor gezorgd dat [eiser01] het aanvraagformulier heeft ondertekend. Vervolgens heeft [adviseur02] het aanvraagformulier naar [bank01] toegezonden. [adviseur02] heeft de overeenkomst tijdens een volgend huisbezoek door [eiser01] laten ondertekenen. [adviseur02] heeft de overeenkomst naar [bank01] toegezonden. (…) [eiser01] heeft een Allround Sparen overeenkomst afgesloten met een vooruitbetaling van NLG 12.000,-. De vooruitbetaling heeft [eiser01] voldaan uit geld dat uit het bedrijfsparen kwam. (…)”.
4.9.
[eiser01] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van het aanvraagformulier van 26 april 1999 op naam van [eiser01] , waarop Spaar Select en [ATP-nummer01] staan voorgedrukt en [adviseur01] als adviseur is vermeld,
- een kopie van de overeenkomst van 3 mei 1999 met contractnummer [contractnummer01] , voorzien van het adviseursnummer:
[ATP-nummer01] -Spaar Select B.V.,
- een kopie van de hypotheekakte van 25 juni 1999 op naam van [eiser01] en zijn echtgenote, waarmee de hypotheekverhoging is ingeschreven, en de bijbehorende afrekening van [notariskantoor] ,
- een kopie van een visitekaartje, voorzien van het logo van Spaar Select, waarop vermeld staat:
“ [adviseur02] financieel adviseur (…)”,
- een kopie van het aanvraagformulier van 12 november 1999 op naam van [eiser01] , waarop Spaar Select staat voorgedrukt en handmatig [ATP-nummer01] en [adviseur02] als adviseur is ingevuld,
- een kopie van de overeenkomst van 17 november 1999 met contractnummer [contractnummer02] , voorzien van het adviseursnummer:
[ATP-nummer01] -Spaar Select B.V.,
- een verklaring van [adviseur02] met betrekking tot de gebruikelijke werkwijze van Spaar Select.
4.10.
Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [eiser01] voldoende onderbouwd dat sprake is geweest van een specifiek op de persoon van [eiser01] gericht financieel advies van de adviseur van de tussenpersoon om een specifiek effectenleaseproduct met Dexia overeen te komen. In elk geval staat voldoende vast dat sprake is geweest van meerdere huisbezoeken door de tussenpersoon. De aanvraagformulieren zijn immers ingevuld in de toenmalige woonplaats van [eiser01] . Mede gelet op de inhoud van de verklaring van Schietekatte en de daarin opgenomen stellingen met betrekking tot de werkwijze van Spaar Select in het algemeen kan er dan, nu er geen aanwijzingen zijn van het tegendeel, vanuit worden gegaan dat de adviseurs daarbij (ook) hebben geïnformeerd naar de financiële omstandigheden en financiële doelen van [eiser01] en aan de hand van die inventarisatie hebben geadviseerd de producten aan te schaffen. Tevens is voldoende onderbouwd dat de tussenpersoon ook een ander financieel product heeft geadviseerd, zoals een hypotheek(verhoging). Tegenover de concreet toegelichte stellingen van [eiser01] heeft Dexia, gelet op de hiervoor genoemde motiveringseisen, haar verweer onvoldoende onderbouwd. Daarmee heeft zij niet voldaan aan de motiveringsplicht. Hieruit volgt dat sprake is geweest van een vergunningplichtig advies door de tussenpersoon. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Hetgeen Dexia in dit verband heeft aangevoerd maakt het voorgaande niet anders.
wetenschap Dexia
4.11.
[eiser01] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van [eiser01] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. In diverse uitspraken van verschillende rechtbanken is overwogen en beslist dat in zijn algemeenheid uit de door Leaseproces in vele procedures overgelegde stukken het beeld naar voren komt, dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. Er bestaat geen aanleiding om in de huidige procedure anders te oordelen, te minder nu [eiser01] genoegzaam heeft aangetoond dat de tussenpersoon zich in haar algemene naar buiten toe gerichte publicaties (zoals website, brochures, inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en dergelijke) profileerde als persoonlijk adviseur op maat.
4.12.
Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [eiser01] , had het, gelet op wat hiervoor is overwogen, op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van een leaseovereenkomst, zoals in dit geval de overeenkomst met [eiser01] , actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomsten met [eiser01] kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat [eiser01] door de tussenpersoon is geadviseerd.
aansprakelijkheid Dexia4.13. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eiser01] de overeenkomsten is aangegaan, heeft zij jegens [eiser01] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eiser01] omstandigheden toerekenbaar die tot zijn schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. (zie de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7). Deze lijn is nadien bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935. Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van [eiser01] te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. Er is geen aanleiding om af te wijken van het hierboven genoemde uitgangspunt. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eiser01]4.14. De door [eiser01] gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser01] heeft gehandeld door [eiser01] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser01] niet alleen als klant aanbracht maar [eiser01] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat.
4.15.
De als gevolg hiervan door [eiser01] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. Zoals in de vele uitspraken in soortgelijke zaken is geoordeeld, bestaat de voor vergoeding in aanmerking komende schade uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen minus (dividend)uitkeringen) en het niet vergoede gedeelte van de eventueel betaalde (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten, één en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eiser01] niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. [eiser01] heeft Dexia verzocht om jaaropgaven te overleggen maar de kantonrechter is met Dexia van oordeel dat het op de weg van [eiser01] ligt om, met overlegging van relevante stukken, aan te tonen dat het door Dexia berekende fiscaal voordeel onjuist is. [eiser01] heeft dat niet gedaan. De kantonrechter oordeelt daarom dat het door Dexia berekende totaal fiscaal voordeel van
€ 4.285,03 juist is. Ook dient een eventueel eerder betaalde schadevergoeding in aanmerking te worden genomen. De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3). In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.16.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eiser01] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
de voorwaardelijke vordering
4.17.
[eiser01] vordert Dexia ex artikel 843a Rv te veroordelen om [eiser01] een afschrift te verstrekken van het aanvraagformulier en de ondertekende overeenkomst behorende bij de overeenkomst. Uit het voorgaande volgt dat [eiser01] in het gelijk zal worden gesteld. Voor zover de gevraagde stukken niet zijn overgelegd heeft hij dan ook geen belang meer bij afgifte in deze procedure, zodat de vordering zal worden afgewezen.
vordering van Dexia
4.18.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten
4.19.
Nu Dexia grotendeels in het ongelijk gesteld wordt zal zij worden veroordeeld in de proceskosten, zoals hierna te melden.
4.20.
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en Dexia niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van [eiser01] aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. Daarbij wordt overwogen dat Dexia, indien deze door de aanschrijving van [eiser01] pas kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het vonnis, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de veroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. De nakosten zullen worden vastgesteld op € 132,00.
4.21.
De gevorderde rente over de proces- en nakosten zal als na te melden worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser01] heeft gehandeld door [eiser01] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser01] niet alleen als klant aanbracht maar [eiser01] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.2.
veroordeelt Dexia om aan [eiser01] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in r.o. 4.15.,
5.3.
veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening, aan de zijde van [eiser01] tot op heden vastgesteld op:
a. kosten dagvaarding € 125,03
b. griffierecht € 86,00
c. salaris gemachtigde
€ 660,00
€ 871,03,
5.4.
veroordeelt Dexia, onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [eiser01] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 132,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot voldoening aan dit vonnis, alsmede te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis,
5.5.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen af,
5.8.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [verweerder in reconventie] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. Swildens, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juli 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.