ECLI:NL:RBZWB:2023:5788

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
9702840 EL 22-24 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. van Dijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en effectenleaseovereenkomst tussen eiser en Dexia Nederland B.V.

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juli 2023, staat de onrechtmatige daad van Dexia Nederland B.V. centraal in het kader van een effectenleaseovereenkomst. Eiser, vertegenwoordigd door Leaseproces, heeft een leaseovereenkomst afgesloten met Dexia, waarbij hij op advies van een tussenpersoon, HSO, een AEX Plus Effect product heeft aangeschaft. Eiser stelt dat hij niet adequaat is geïnformeerd over de risico's van het product en dat de tussenpersoon niet beschikte over de benodigde vergunning om financieel advies te geven. De rechtbank oordeelt dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door eiser als cliënt te accepteren, terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon niet alleen als klant fungeerde, maar ook persoonlijk advies gaf zonder de vereiste vergunning. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser toe, inclusief schadevergoeding en de verklaring dat eiser de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is. Dexia wordt veroordeeld in de proceskosten en de wettelijke rente over de te vergoeden bedragen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van aanbieders van financiële producten en de noodzaak van vergunningen voor tussenpersonen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 9702840 EL 22-24
vonnis van de kantonrechter van 20 juli 2023
in de zaak van
[eiser01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
eisende partij in het incident,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in het incident,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals B.V..
Partijen worden hierna [eiser01] en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 februari 2022;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
  • de conclusie in het incident tevens conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van antwoord in het incident, tevens conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie,
  • de conclusie van repliek in het incident en van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties;
  • de akte uitlaten jurisprudentie van 25 mei 2023 van Dexia;
  • de antwoordakte van 22 juni 2023 van [eiser01] .
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.2. De feiten

2.1.
Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Dexia Bank Nederland, [bank01] en Legio Lease. Waar sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder begrepen.
2.2.
[eiser01] heeft de volgende leaseovereenkomst (hierna: de overeenkomst) ondertekend waarop [eiser01] als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Nr
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I.
[nummer01]
06-07-2000
AEX Plus Effect 20 jaar
240 mnd
€ 108.907,20
2.3.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomst een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
21-02-2006
- € 7.373,92
Nee
2.4.
Volgens opgave van Dexia heeft [eiser01] op grond van de leaseovereenkomst – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 21.781,20 aan maandtermijnen aan Dexia betaald. [eiser01] heeft geen dividenden ontvangen.
2.5.
De gemachtigde van [eiser01] , Leaseproces, heeft bij brief van 26 september 2005 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.

3.De vordering en het verweer in conventie en in reconventie

3.1.
[eiser01] vordert thans na wijziging van eis, (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. in het incident: Dexia ex artikel 843a Rv zal veroordelen om [eiser01] een afschrift van de ondertekende versie van de overeenkomst te verstrekken,
2. voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser01] en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
3. voor recht zal verklaren dat [eiser01] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatige handelen van Dexia en dat Dexia gehouden is om deze schade aan [eiser01] te vergoeden,
4. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [eiser01] van al datgene dat [eiser01] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
5. voor recht zal verklaren dat [eiser01] de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is,
6. Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eiser01] , met rente,
7. Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2. Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een (deels voorwaardelijke) tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [eiser01] zal veroordelen om aan Dexia te betalen de som van € 2.457,97, vermeerderd met wettelijke rente,
2. voor recht zal verklaren dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en [eiser01] gesloten overeenkomst met [nummer01] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en niets meer aan [eiser01] verschuldigd is,
3. [eiser01] zal veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.4. Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [eiser01] .

4.2.
De veelheid van procedures heeft geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135). Deze jurisprudentie wordt als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze maatstaven en beoordelingskaders leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[eiser01] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
E. er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade
en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring4.4. Dexia stelt dat een eventuele vordering van [eiser01] in verband met een schending van artikel 41 NR 1999 inmiddels verjaard is. Dit verweer kan niet worden gevolgd. In de uitspraken van diverse rechtbanken in het recente verleden zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op (onder andere) de volmacht van Leaseproces, de klachtplicht en verjaring. Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigde van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.5.
[eiser01] heeft de overeenkomst met Dexia afgesloten via de tussenpersoon [hypotheker01] (hierna: HSO). Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikt over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI :NL:HR:2022:862) is opnieuw geoordeeld dat indien de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon, zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning, tevens – naar de aanbieder wist of behoorde te weten- als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven, daarmee vaststaat dat de aanbieder heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999, dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995. De Hoge Raad heeft daarbij, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn.
Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer.
4.6.
Dexia stelt dat op basis van de door de Hoge Raad tot uitgangspunt genomen wet- en regelgeving, de vraag of een aanbeveling die een tussenpersoon als geschikt voor een afnemer heeft voorgesteld niet los kan worden gezien van het door de tussenpersoon verrichte onderzoek naar de financiële positie, kennis en ervaring en de beleggingsdoelstellingen. Dexia gaat er daarmee ten onrechte van uit dat het genoemde arrest van de Hoge Raad meebrengt, dat een afnemer dient aan te tonen dat de tussenpersoon een geschiktheidsonderzoek heeft uitgevoerd en op basis daarvan de betreffende overeenkomst als geschikt aan de afnemer heeft voorgesteld. Deze lezing van het arrest wordt niet gevolgd. Er kan immers, volgens het arrest, ook sprake zijn van een gepersonaliseerde aanbeveling als de aanbeveling is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer zonder dat deze berust op een afweging van diens persoonlijke omstandigheden. Zelfs als in het geheel geen afweging is gemaakt, kan onder omstandigheden sprake zijn van een aanbeveling die - wellicht geheel ten onrechte – door de tussenpersoon is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer (het verkooppraatje).
4.7.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [eiser01] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had althans behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [eiser01] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [eiser01] . Dat is immers degene die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia en de vergunningplichtige advisering beroept. De door [eiser01] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn. Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee, dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [eiser01] in 2007 - weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.8.
[eiser01] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
In deze zaak gaat het om [eiser01] die - op advies van een financieel adviseur van HSO - een AEX Plus Effect product van [bank01] heeft afgesloten. [eiser01] heeft HSO telefonisch benaderd. Hij had een advertentie gezien van HSO in een krant. Deze sprak [eiser01] heel erg aan, omdat hij graag een groter vermogen wilde opbouwen met zijn spaargeld. De medewerker van HSO stelde voor om een afspraak te maken op het kantoor van HSO om de financiële situatie van [eiser01] door te nemen met een financieel adviseur van HSO, de heer [adviseur01] (hierna te noemen: 'adviseur'). [eiser01] heeft hiermee ingestemd. Tijdens het eerste gesprek heeft de adviseur geïnformeerd naar de financiële wensen en de financiële situatie van [eiser01] . Met de adviseur is gesproken over het feit dat [eiser01] op dat moment al een groot bedrag gespaard had. Daarnaast is met de adviseur gesproken over de wens van [eiser01] om met zijn spaargeld een nog groter vermogen op te bouwen voor een financiële reserve. De adviseur gaf aan dat dit mogelijk was en vertelde dat hij hier geschikte producten voor had. Vervolgens is er een afspraak gemaakt voor een tweede gesprek om de producten uitgebreid te bespreken. Tijdens het tweede gesprek adviseerde de adviseur [eiser01] om een gedeelte van zijn spaargeld direct in aandelen(fondsen) te investeren. Daarnaast adviseerde de adviseur [eiser01] om een AEX Plus Effect product van [bank01] af te sluiten. Dit zou namelijk veel meer opleveren dan wanneer [eiser01] zijn spaargeld zou laten staan op een reguliere spaarrekening en zou ook meer opleveren, dan wanneer hij het bedrag direct in aandelen(fondsen) zou investeren. [eiser01] diende hiervoor het resterende bedrag van zijn spaargeld, een bedrag van NLG 48.000,-, aan te wenden om een vooruitbetaling te doen in het product. Volgens de adviseur zou [eiser01] op deze wijze aanzienlijk vermogen opbouwen, waardoor [eiser01] een financiële reserve zou hebben. De adviseur onderbouwde zijn verhaal door middel van een prognosevoorbeeld en handgeschreven berekeningen. Hiermee liet de adviseur zien wat de opbrengst van het product zou zijn. Deze rekenvoorbeelden hielden geenszins rekening met tegenvallende resultaten. Het prognosevoorbeeld wordt overlegd als productie. Hieruit blijkt dat [eiser01] bij een vooruitbetaling van NLG 50.099,52 na 5 jaar een uitbetaling van NLG 138.802,32. Deze vooruitbetaling is dus ongeveer gelijk aan de vooruitbetaling van NLG 48.000 die aan [eiser01] geadviseerd is door de adviseur. De handgeschreven berekeningen van de adviseur worden als productie overlegd. Uit de berekeningen blijkt dat de adviseur verschillende fondsen heeft benoemd aan [eiser01] en dat is gekeken naar een bedrag van NLG 180.000 en NLG 160.000. Zo staan de fondsen van Holland Beleggingsgroep en Threadneedle (beleggingsfonds) ook benoemd in de berekeningen. Uiteindelijk heeft de adviseur geadviseerd om beleggingsrekeningen van Threadneedle en Holland Beleggingsgroep te openen. De adviseur heeft [eiser01] niet geïnformeerd over de specifieke risico's. Zo heeft hij er niet op gewezen dat met de inleg de rentelasten voor de lening (het effectenleasecontract) werden betaald en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen, de inleg geheel verloren kon gaan en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van het effectenleasecontract. Als [eiser01] op de hoogte was van deze risico's dan had hij deze overeenkomst niet afgesloten. [eiser01] had geen ervaring met beleggen of kennis van complexe financiële producten en heeft het advies van de adviseur opgevolgd. Er is NLG 48.000,- aan inleg betaald voor het effectenleasecontract van [bank01] , vanuit het aanwezige vermogen van [eiser01] . Tevens is NLG 27.000 naar Threadneedle gegaan en is NLG 85.000 naar een beleggingsrekening van Holland Beleggingsgroep gegaan. Het aanvraagformulier is door de adviseur in orde gemaakt. [eiser01] is nog een derde keer bij HSO geweest om het contract te ondertekenen.
4.9.
[eiser01] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van het aanvraagformulier Labouchere Effectenlease van 22 juni 2000, waarop als naam [adviseur01] staat vermeld en voorzien van [ATP-nummer02] ,
- een kopie van de overeenkomst van 6 juli 2000 met contractnummer [nummer01] , voorzien van het adviseursnummer:
[ATP-nummer02] - [hypotheker01],
-een brief van 19 juli 2000 gericht aan [eiser01] , voorzien van het logo van HSO, betreffende de investering gelden, waarin te lezen is:
‘Geachte heer [eiser01]
Hierbij volgens afspraak met dhr. [adviseur01] de instructie tot overboeking van de gelden. Gelieve f 27.000 over te boeken naar Threadneedle (…)Gelieve f13385.000 over te boeken naar de Holland beleggersgroep te Nieuwegein (…)
Mocht u hierover nog vragen en/of opmerkingen hebben, dan kunt u contact met ons opnemen. (…)
Met handgeschreven de volgende opmerking:
‘Telefonisch met [adviseur01] : - [bank01] 48.000
- Treadneedle 27.000
- HBG85
160.000 (…)’
- een prognose van het AEX Plus Effect met opschrift “
[bank01] [hypotheker01]” over een periode van 5 jaar,
- een stuk zonder opschrift, voorzien van handgeschreven rekenvoorbeelden gedateerd 10 en 22 juni 2000,
- een uittreksel van de Kamer van Koophandel van HSO waaruit de volgende bedrijfsomschrijving per 1-1-2000 blijkt:
‘Bemiddeling bij het tot stand komen van assurantie-overeenkomsten, hypotheken, financieringen, beleggingen en financiële dienstverlening, alsmede beheer van goederen’,
- een kopie van een schermprint van de website van HSO van 10 november 1999 waarop het volgende staat vermeld:
‘(…)Vermogens advies
Een vermogen dient op een zo goed en voordelig mogelijke wijze te worden beheerd en opgebouwd. Deskundige begeleiding van bijvoorbeeld [hypotheker01] is hierbij onontbeerlijk.
Het vermogenspakket van [hypotheker01] omvat o.a.
  • Beleggings rekeningen
  • Effecten lease constructie’s
  • Spaarverzekeringen
  • Spaarrekeningen
  • Spaar deposito’s
  • Etc.
Dertig jaar ervaring in de financiële wereld liggen ten grondslag aan de specifieke expertise en onafhankelijke dienstverlening die [hypotheker01] u biedt. Als volledig onafhankelijk adviesbureau onderhouden wij contacten met nagenoeg alle financiële instellingen, waardoor wij alle mogelijkheden voor u vergelijken en derhalve nooit uitgaan van een enkele aanbieding. Deze filosofie staat garant voor absoluut objectieve dienstverlening. Dit resulteert in een totale verzorging van uw financiële zaken. (…)’
4.10.
Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [eiser01] voldoende onderbouwd dat sprake is geweest van een specifiek op de persoon van [eiser01] gericht financieel advies van de adviseur van de tussenpersoon om een specifiek effectenleaseproduct met Dexia overeen te komen. In elk geval staat voldoende vast dat [eiser01] telefonisch contact heeft opgenomen met het kantoor van de tussenpersoon omdat hij advies wenste met betrekking tot vermogensopbouw en dat hij het kantoor van de tussenpersoon drie keer heeft bezocht. Tijdens dit kantoorbezoek heeft de adviseur een financieel plan toegespitst op zijn persoonlijke situatie geadviseerd. Het effectenleaseproduct van Dexia maakte onderdeel uit van dit advies, waarbij gelijktijdig via bemiddeling door de tussenpersoon beleggingsrekeningen bij Threadneedle en Holland Beleggingsgroep zijn geopend. Tegenover de concreet toegelichte stellingen van [eiser01] heeft Dexia, gelet op de hiervoor genoemde motiveringseisen, haar verweer onvoldoende onderbouwd. Daarmee heeft zij niet voldaan aan de motiveringsplicht. Hieruit volgt dat als vaststaand wordt aangenomen dat van een vergunningsplichtig advies door de tussenpersoon sprake is geweest. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Hetgeen Dexia in dit verband heeft aangevoerd maakt het voorgaande niet anders.
wetenschap Dexia
4.11.
[eiser01] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van [eiser01] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. In diverse uitspraken van verschillende rechtbanken is overwogen en beslist dat in zijn algemeenheid uit de door Leaseproces in vele procedures overgelegde stukken het beeld naar voren komt, dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen, zoals HSO, op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. Er bestaat geen aanleiding om in de huidige procedure anders te oordelen, te minder nu [eiser01] genoegzaam heeft aangetoond dat de tussenpersoon zich in haar algemene naar buiten toe gerichte publicaties (zoals website, brochures, inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en dergelijke) profileerde als persoonlijk financieel adviseur.
4.12.
Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [eiser01] , had het, gelet op wat hiervoor is overwogen, op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van een leaseovereenkomst, zoals in dit geval de overeenkomst met [eiser01] , actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomst met [eiser01] kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat [eiser01] door de tussenpersoon is geadviseerd.
aansprakelijkheid Dexia4.13. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [eiser01] de overeenkomst is aangegaan, heeft zij jegens [eiser01] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [eiser01] omstandigheden toerekenbaar die tot zijn schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. (zie de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7). Deze lijn is nadien bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935. Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van [eiser01] te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. Er is geen aanleiding om af te wijken van het hierboven genoemde uitgangspunt. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
vorderingen van [eiser01]4.14. De door [eiser01] gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser01] heeft gehandeld door [eiser01] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser01] niet alleen als klant aanbracht maar [eiser01] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat.
4.15.
De als gevolg hiervan door [eiser01] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. Zoals in de vele uitspraken in soortgelijke zaken is geoordeeld, bestaat de voor vergoeding in aanmerking komende schade uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen minus (dividend)uitkeringen) en het niet vergoede gedeelte van de eventueel betaalde (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten, één en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [eiser01] niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. Ook dient een eventueel eerder betaalde schadevergoeding in aanmerking te worden genomen. De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3). In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.16.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [eiser01] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
de incidentele vordering
4.17.
[eiser01] vordert Dexia ex artikel 843a Rv te veroordelen om [eiser01] een afschrift te verstrekken van de ondertekende versie van de overeenkomst. Uit het voorgaande volgt dat [eiser01] in het gelijk zal worden gesteld. Hij heeft dan ook geen belang meer bij afgifte in deze procedure, zodat de vordering zal worden afgewezen.
reconventionele vordering van Dexia
4.18.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.
proceskosten
4.19.
Nu Dexia grotendeels in het ongelijk gesteld wordt zal zij worden veroordeeld in de proceskosten, zoals hierna te melden.
4.20.
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en Dexia niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van [eiser01] aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. Daarbij wordt overwogen dat Dexia, indien deze door de aanschrijving van [eiser01] pas kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het vonnis, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de veroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. De nakosten zullen worden vastgesteld op € 132,00.
4.21.
De gevorderde rente over de proces- en nakosten zal als na te melden worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter
in het incident
5.1.
wijst de vordering af,
in conventie
5.2.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser01] heeft gehandeld door [eiser01] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [eiser01] niet alleen als klant aanbracht maar [eiser01] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.3.
verklaart voor recht dat [eiser01] de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is,
5.4.
veroordeelt Dexia om aan [eiser01] te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals weergegeven in r.o. 4.15.,
5.5.
veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening, aan de zijde van [eiser01] tot op heden vastgesteld op:
a. kosten dagvaarding € 125,03
b. griffierecht € 86,00
c. salaris gemachtigde
€ 660,00
€ 871,03
5.6.
veroordeelt Dexia, onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [eiser01] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 132,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot voldoening aan dit vonnis, alsmede te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis,
5.7.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.9.
wijst de vorderingen af,
5.10.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [verweerder in reconventie] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. Van Dijk, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juli 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.