ECLI:NL:RBZWB:2023:5738

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3137
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling door UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 augustus 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar WIA-uitkering door het UWV beoordeeld. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), maar het UWV had haar aanvraag afgewezen, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 5,17%. In bezwaar bleef het UWV bij deze beslissing, met een herziening van de arbeidsongeschiktheid naar 24,25%. De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft besloten dat eiseres op 21 oktober 2021 voor 24,25% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op overtuigende wijze heeft gemotiveerd en dat er geen reden is om aan de vastgestelde FML te twijfelen. Eiseres had verschillende klachten, waaronder fysieke en psychische klachten, maar de rechtbank oordeelt dat deze niet leiden tot een hogere mate van arbeidsongeschiktheid dan vastgesteld door het UWV. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 837,- en het griffierecht van € 50,-.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND–WEST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3137

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. V.C.D. Klaassen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. N. Regragui).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 5,17%.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 24,25%.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 12 mei 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift, twee rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B).
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als horecamedewerkster voor 37,93 uur per week. Terwijl eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, heeft zij zich op 24 oktober 2019 ziekgemeld. Het UWV heeft eiseres vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2. Eiseres heeft een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 21 oktober 2021 24,25% arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 21 april 2022. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 21 april 2022. In beroep heeft het UWV een rapport van de verzekeringsarts B&B van 10 oktober 2022 ingediend en een nieuwe FML van 10 oktober 2022 waarin de toelichtingen bij twee items zijn gewijzigd. Verder heeft het UWV in beroep een rapport van de verzekeringsarts B&B van 5 december 2022 overlegd.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige B&B van 11 mei 2022
.Volgens het UWV passen de voor de schatting gebruikte functies ook met de gewijzigde FML in beroep onverminderd bij de belastbaarheid van eiseres.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij vindt dat haar medische situatie is onderschat en dat zij meer beperkingen heeft dan is aangenomen in de FML. Verder stelt eiseres dat de geduide functies niet geschikt zijn. Ook is volgens eiseres het maatmaninkomen onjuist geïndexeerd.

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 21 oktober 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 21 oktober 2021 voor 24,25% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
9. Eiseres heeft verschillende fysieke klachten, deze klachten uiten zich in beperkingen aan de knieën, handen, polsen, armen, schouders, rug, nek en hoofd. Verder heeft eiseres een overactieve schildklier en last van glaucoom. Daarnaast heeft eiseres psychische klachten, namelijk slaapproblemen, concentratieproblemen en geheugenstoornissen. Ook is zij vanwege een whiplash overgevoelig voor licht en geluid en heeft zij moeite met het verwerken van prikkels als spanning en stress. Eiseres is van mening dat er, gelet op haar klachten, meer beperkingen moeten worden opgenomen in de FML. Zij is van mening dat de volgende items in de FML moeten worden opgenomen, dan wel aangescherpt: trillingsbelasting, handelingstempo, duwen en trekken, tillen en dragen, het gebruik van een toetsenbord en/of muis, werken in een tochtige en/of koude omgeving, frequent reiken tijdens het werk, frequent buigen tijdens werk, torderen, gebogen of getordeerd actief zijn, staan, zitten, knielen/hurken en boven de schouder actief zijn.
10. De rechtbank kan dit niet volgen en is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 21 oktober 2021 in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. In het rapport van 10 oktober 2022 reageert de verzekeringsarts B&B op de beroepsgronden. Zij stelt dat een deel van de claim van eiseres in beroep lijkt voort te komen uit nieuwe klachten of een toename van de klachten. Zo is eiseres in juni 2022 naar de huisarts geweest met een peesontsteking in haar schouder en later met toegenomen klachten passend bij CTS in haar linker pols. Beide zijn ruim na de datum in geding en dienen daarom volgens de verzekeringsarts B&B buiten beschouwing gelaten te worden. Verder stelt zij dat bij het lichamelijk onderzoek geen ernstige afwijkingen waren aan de linkerhand/pols, wat ondersteunt dat er geen ernstige beperkingen waren op dit gebied per datum in geding. De verzekeringsarts B&B is daarom van mening dat er geen medische reden aanwezig is om hiervoor meer of verdergaande beperkingen aan te nemen. Hetzelfde geldt voor de linker schouder klachten, ook hiervoor verwijst de verzekeringsarts B&B naar het lichamelijk onderzoek. Wat betreft werken in een koude en/of tochtige omgeving stelt de verzekeringsarts B&B dat er geen medische noodzaak is om dit te beperken. Eiseres heeft geen aandoening waarbij zij zich niet zou kunnen kleden op de omstandigheden. Een koude omgeving en tocht geven, mits adequaat gekleed waar het CBBS vanuit gaat, geen schade aan gewrichten of het lichaam. In het rapport van 5 december 2022 stelt de verzekeringsarts B&B dat er, gelet op het lichamelijk onderzoek waarbij eiseres alle bewegingen kon maken met de handen, geen aanleiding is om een beperking op te nemen voor het bedienen van een toetsenbord en/of muis.
11. Naar aanleiding van het beroepschrift heeft de verzekeringsarts B&B wel twee items aangepast in de FML van 10 oktober 2022. Zij heeft de toelichtingen bij de items 1.8.5 (handelingstempo in arbeid) en 3.7 (trillingsbelasting) aangepast. Verder verwijst de verzekeringsarts B&B naar haar rapport opgesteld in de bezwaarprocedure. Hierin wordt al beargumenteerd waarom niet alle door eiseres gestelde beperkingen worden opgenomen in de FML. Omdat er geen nieuwe medische argumenten en geen nieuwe medische informatie wordt ingebracht, bestaat er volgens de verzekeringsarts B&B geen noodzaak om hiervan af te wijken. De rechtbank kan dit volgen en ziet verder ook geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiseres zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld.
12. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 21 oktober 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
13. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 21 april 2022 vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk als horecamedewerkster, omdat deze functie haar belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft vervolgens functies gezocht die eiseres in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies en twee reservefuncties opgeleverd.
Het gaat om:
- ( SBC-code 315132) Archiefmedewerker;
- ( SBC-code 315133) Administratief medewerker (document scannen);
- ( SBC-code 315100) Administratief ondersteunend medewerker.
En de reservefuncties (SBC-code 111220) Lader, losser en (SBC-code 315174) Telefonist (centrale), medewerker callcenter (inbound).
14. In beroep heeft de arbeidskundige B&B de functies in het rapport van 22 november 2022 heroverwogen. Zij heeft hierbij onderzocht of de functies, gelet op de gewijzigde FML van 10 oktober 2022, nog steeds geschikt zijn. De arbeidsdeskundige B&B stelt dat in geen van de geduide functies met een continu hoog handelingstempo gewerkt dient te worden. Daarnaast is er in geen van de functies sprake van trillingsbelasting. De arbeidsdeskundige B&B handhaaft daarom de geduide functies in beroep, ondanks de aanpassing van de FML. Wel heeft de arbeidsdeskundige B&B, na overleg met de verzekeringsarts B&B, de functie Lader, losser laten vervallen. De beroepsgrond tegen deze functie zal dan ook niet worden besproken door de rechtbank.
15. De arbeidsdeskundige B&B heeft vervolgens in het rapport van 22 november 2022 de beroepsgronden besproken. De arbeidsdeskundige B&B merkt op dat de beroepsgronden grotendeels gelijk zijn aan de gronden in bezwaar, voor de motivering verwijst zij dan ook naar het arbeidsdeskundig rapport van 11 mei 2022. De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige B&B in de rapporten voldoende duidelijk heeft gemotiveerd waarom de functies geschikt zijn. Zij heeft voldoende uitgelegd waarom deze functies passend zijn voor eiseres. Deze uitleg is voor de rechtbank begrijpelijk. Daarbij merkt de rechtbank op dat de gronden in feite gericht zijn tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
16. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
17. Verder stelt eiseres dat de arbeidsdeskundige B&B bij de berekening van de verdiencapaciteit is uitgegaan van het maatmaninkomen zoals dit al eerder is berekend in de arbeidsdeskundige rapportage van 29 september 2021. Hierbij is slechts geïndexeerd tot augustus 2021, dit terwijl het arbeidskundig onderzoek in bezwaar is gedateerd op 11 mei 2022. In het licht van de dwingendrechtelijke bepaling van artikel 8 lid 2 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten, dient de berekening van het maatmaninkomen bij een hernieuwde vaststelling, heropening, herziening of herleving van de mate van arbeidsongeschiktheid te worden aangepast en opnieuw te worden geïndexeerd met de beschikbare gegevens van in dit geval mei 2022, of indien deze nog niet beschikbaar waren, april 2021.
18. In het rapport van 22 november 2022 stelt de arbeidsdeskundige B&B dat zij dit niet kan volgen. Ter onderbouwing verwijst zij naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 5 augustus 2020. [1] Hierin stelt de CRvB onder andere “
Voor het standpunt van appellant dat het indexcijfer, zoals dit bekend was ten tijde van de beoordeling in bezwaar in aanmerking zou moeten worden genomen, ziet de Raad in de bewoordingen van artikel 8 van het Schattingsbesluit geen aanknopingspunten. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Raad van 17 februari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV7960.” [2] De rechtbank acht het standpunt van de arbeidsdeskundige B&B juist, de beroepsgrond van eiseres slaagt dus niet.
19. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 21 oktober 2021 met de middelste van de drie geduide functies 75,75% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 24,25% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

20. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiseres per 21 oktober 2021 een WIA-uitkering toe te kennen omdat zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk 24,25%.
21. Omdat de verzekeringsarts B&B tijdens de beroepsprocedure bij twee items de toelichtingen heeft aangepast in de FML (en een reservefunctie is komen te vervallen), bevat de besluitvorming in bezwaar een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. Het UWV heeft in beroep het gebrek met het verweerschrift en het rapport van de verzekeringsarts B&B van 10 oktober 2022 hersteld. Niet is gebleken dat eiseres door het gebrek in het bestreden besluit is benadeeld. Ook als het gebrek zich niet zou hebben voorgedaan, zou een besluit met gelijke uitkomst zijn genomen. Dit maakt dat de rechtbank het gebrek in het bestreden besluit met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) passeert.
22. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiseres. De proceskosten in beroep stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde van € 837,- en wegingsfactor 1). Ook moet het UWV het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan op 17 augustus 2023 door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.CRvB, 5 augustus 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1738.
2.Idem, zie r.o. 4.6.