In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 augustus 2023, wordt de zaak behandeld van een transportbedrijf dat door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestuurlijke boetes heeft gekregen wegens overtredingen van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). De rechtbank beoordeelt de beroepen van eiseres tegen de opgelegde boetes en de waarschuwing voor preventieve stillegging van werk. De rechtbank constateert dat de minister op goede gronden de boetes heeft opgelegd, maar dat de boete van € 42.000,- voor de overtreding van 1 september 2021 moet worden gematigd naar € 26.600,- vanwege overschrijding van de redelijke beslistermijn. De rechtbank verklaart het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 7 juni 2022, waarin de tweede boete in stand werd gelaten, ongegrond. De waarschuwing voor preventieve stillegging van werk wordt gegrond verklaard, omdat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de maatschappelijke en economische gevolgen van de stillegging. De rechtbank herroept het besluit van 3 januari 2022 met betrekking tot de eerste boete en stelt het boetebedrag vast op € 26.600,-. De rechtbank oordeelt dat de minister de inspectiegegevens openbaar mocht maken, omdat er grond was voor de bestuurlijke boete. De rechtbank herhaalt dat de boetes en waarschuwingen zijn opgelegd in het kader van de naleving van de Wav, die werkgevers verplicht om vreemdelingen alleen arbeid te laten verrichten als zij in het bezit zijn van een tewerkstellingsvergunning.