ECLI:NL:RBZWB:2023:5663
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in belastingzaak zonder spoedeisend belang
Op 8 december 2022 heeft verzoekster de ontvanger van de Belastingdienst verzocht om een bankrekeningnummer ten name van haar gemachtigde op te nemen in de administratie. De ontvanger heeft dit verzoek op 25 januari 2023 afgewezen, omdat het opgegeven bankrekeningnummer niet gekoppeld was aan het burgerservicenummer van verzoekster. Hiertegen heeft verzoekster op 8 februari 2023 bezwaar gemaakt. Omdat er geen beslissing op het bezwaar volgde, heeft verzoekster op 20 april 2023 een ingebrekestelling gestuurd.
Op 11 juli 2023 heeft verzoekster een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend bij de rechtbank, waarin zij vraagt om een dwangsom van € 100 per dag zolang er niet is beslist op haar bezwaar en ingebrekestelling. De ontvanger heeft op 27 juli 2023 het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen bezwaarmogelijkheid openstaat tegen de afwijzing van het verzoek tot opname van het bankrekeningnummer. De ontvanger heeft in zijn verweerschrift aangevoerd dat verzoekster primair niet-ontvankelijk is in haar verzoek om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ontvankelijk geacht, maar overweegt dat verzoekster niet heeft aangetoond dat er sprake is van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen onverwijlde spoed is die het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond en de voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen op 15 augustus 2023.