ECLI:NL:RBZWB:2023:5601

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
AWB 21_5738
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen besluiten van het dagelijks bestuur inzake de Participatiewet en bijzondere bijstand

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen besluiten van het dagelijks bestuur van Samenwerking De Bevelanden, met betrekking tot de Participatiewet. Eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. N. Talhaoui, hebben bezwaar gemaakt tegen verschillende besluiten die hen ontheffingen van arbeidsverplichtingen en bijzondere bijstand voor noodzakelijke kosten van levensonderhoud betreft. De rechtbank heeft vastgesteld dat het dagelijks bestuur op goede gronden heeft besloten om de aanvragen van eisers voor bijzondere bijstand voor een oven, koelkast, kinderkamerinrichting en huurachterstand af te wijzen. De rechtbank oordeelt dat de kosten waarvoor eisers bijzondere bijstand hebben aangevraagd, als algemeen noodzakelijke bestaanskosten kunnen worden aangemerkt, die in beginsel moeten worden voldaan vanuit een inkomen op bijstandsniveau. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die nopen tot verlening van bijzondere bijstand. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de tijdelijke ontheffingen van arbeidsverplichtingen terecht zijn geweigerd, omdat eisers niet hebben meegewerkt aan het medisch onderzoek dat het dagelijks bestuur heeft ingesteld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5738 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

[naam eiseres], te [plaatsnaam] , eiseres, hierna tezamen aangeduid als eisers
gemachtigde: mr. N. Talhaoui,
en
Het dagelijks bestuur van Samenwerking De Bevelanden(dagelijks bestuur), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers in het kader van enkele besluiten van het dagelijks bestuur op grond van de Participatiewet.
Met een besluit van 12 juli 2021 (verzonden op 13 juli 2021; primair besluit 1) heeft het dagelijks bestuur bepaald dat eiser van 13 juli 2021 tot uiterlijk 1 september 2021 ontheffing heeft van de arbeidsverplichtingen uit artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Participatiewet vanwege medische klachten. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met een besluit van 13 juli 2021 (primair besluit 2) heeft het dagelijks bestuur bepaald dat eiseres van 13 juli 2021 tot uiterlijk 1 september 2021 ontheffing heeft van de arbeidsverplichtingen uit artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Participatiewet vanwege medische klachten. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met een besluit van 2 augustus 2021 (primair besluit 3) heeft het dagelijks bestuur bepaald dat de aanvraag van eisers om bijzondere bijstand wordt toegewezen wat betreft de koelkast, in de vorm van een lening tot maximaal € 399,-, en afgewezen wat betreft de oven, kinderkamer en huurachterstand. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
De digitale hoorzitting bij de bezwaarschriften- en klachtencommissie Gemeenschappelijke Regeling De Bevelanden (commissie) vond plaats op 15 november 2021. De commissie heeft op 17 november 2021 een advies uitgebracht aan het dagelijks bestuur. Vervolgens heeft het dagelijks bestuur met een besluit van 19 november 2021 (bestreden besluit) – onder verwijzing naar het advies van de commissie – de bezwaren van eisers ongegrond verklaard. Eisers zijn het hier niet mee eens en hebben daarom bij deze rechtbank beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het dagelijks bestuur heeft met een verweerschrift gereageerd op het beroep.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank in Middelburg op 14 juli 2023. Hierbij waren aanwezig: gemachtigde van eisers en namens het dagelijks bestuur [naam gemachtigde 1] en [naam gemachtigde 2] . Eisers zelf zijn niet verschenen.

Overwegingen van de rechtbank

2.
Feiten waar de rechtbank van uitgaat
Eisers hebben op 23 april 2021 bij het dagelijks bestuur aangegeven dat zij bijzondere bijstand willen aanvragen voor de kosten van een oven, een koelkast, de inrichting van een kinderkamer en achterstallige huurpenningen. Tevens hebben eisers op 23 april 2021 een ontheffing gevraagd van de verplichtingen uit artikel 9 van de Participatiewet wegens medische beperkingen/klachten.
Met een brief van 25 mei 2021 heeft het dagelijks bestuur eisers een hersteltermijn geboden tot 5 juni 2021 voor het verstrekken van ontbrekende gegevens voor het kunnen beoordelen van de aanvragen om bijzondere bijstand. Met een brief van 31 mei 2021 heeft het dagelijks bestuur vervolgens de hersteltermijn verlengd tot 15 juni 2021. Met een brief van 14 juni 2021 heeft het dagelijks bestuur wederom de hersteltermijn verlengd tot 30 juni 2021.
Op 29 juni 2021 hebben eisers bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een oven, een koelkast, de inrichting van een kinderkamer en achterstallige huur.
Met een brief van 30 juni 2021 heeft het dagelijks bestuur eiser wederom een hersteltermijn geboden tot 10 juli 2021 om het een en ander te verduidelijken over de koelkast. Eiser heeft hier op 8 juli 2021 op gereageerd.
Dit heeft geleid tot de bestreden besluitvorming en uiteindelijk deze beroepsprocedure.
3.
Beroepsgronden
Eisers hebben in beroep ten aanzien van de bijzondere bijstand aangevoerd dat deze voor de koelkast ten onrechte als lening is verstrekt, omdat dit door de schrijnende financiële situatie een gift had moeten zijn, en dat om die reden ook ten onrechte geen bijzondere bijstand is verstrekt voor de andere posten. Ten aanzien van de ontheffingen van arbeidsverplichtingen hebben eisers aangevoerd dat de primaire besluiten 1 en 2 onzorgvuldig tot stand zijn gekomen, aangezien eisers niet arbeidsmedisch zijn onderzocht. Hierdoor is het bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd.
4.
Wettelijk kader
De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
5.
Beoordeling door de rechtbank
Bijzondere bijstand
5.1.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de aanvraag om bijzondere bijstand tussen partijen in geschil is of het dagelijks bestuur op goede gronden de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten voor een oven, de inrichting van een kinderkamer en achterstallige huurpenningen heeft afgewezen. Tevens is tussen partijen in geschil of het dagelijks bestuur voor de koelkast terecht bijzondere bijstand in de vorm van leenbijstand heeft toegekend in plaats van in de vorm van een gift. Tussen partijen is niet in geschil dat de aangevraagde zaken duurzame gebruiksgoederen betreffen.
5.2.
De rechtbank overweegt dat bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet eerst moet worden beoordeeld of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte moet de vraag worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Uitgangspunt is dat een inkomen op bijstandsniveau voorziet in alle (periodiek en incidenteel) voorkomende algemeen noodzakelijke bestaanskosten, dat wil zeggen: de bestaanskosten die kunnen worden gerekend tot het op minimumniveau algemeen gangbare bestedingspatroon. Alleen in bijzondere omstandigheden is dan aanvullend bijzondere bijstand nodig. Daarom kan op grond van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet alleen recht op bijzondere bijstand bestaan voor zover de betrokkene door bijzondere omstandigheden wordt geconfronteerd met kosten waarin de algemene bijstandsnorm niet voorziet of met kosten waarin de norm wel voorziet maar die hij door bijzondere omstandigheden niet uit de norm kan betalen. De omstandigheid dat de betrokkene al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten, is een aspect dat in laatstgenoemd kader moet worden beoordeeld. Degene die een aanvraag doet om bijzondere bijstand moet aannemelijk maken dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor toekenning van die bijstand. [1]
5.3.
Ter zitting heeft het dagelijks bestuur desgevraagd bevestigd dat voor de kosten van een oven, de inrichting van een kinderkamer en achterstallige huurpenningen geen bijzondere bijstand is verleend omdat er geen sprake was van bijzondere omstandigheden (vraag 3).
5.4.
Ten aanzien van de kosten van een oven, de inrichting van een kinderkamer en achterstallige huurpenningen overweegt de rechtbank het volgende. Eisers hebben aangevoerd dat sprake is van een schrijnende financiële situatie, waardoor sprake is van bijzondere omstandigheden. Deze stelling hebben zij niet met bewijsstukken onderbouwd. Uit overweging 5.2 volgt al dat de kosten waarvoor eisers bijzondere bijstand hebben aangevraagd kunnen worden aangemerkt als algemeen noodzakelijke bestaanskosten, die in beginsel dienen te worden voldaan vanuit een inkomen op bijstandsniveau. Ter zitting is gebleken dat eisers in 2017 bijzondere bijstand hebben ontvangen voor een volledige woninginrichting. Tevens volgt uit vaste rechtspraak dat het ontbreken van voldoende reserveringsruimte in verband met schulden en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen geen bijzondere omstandigheid is in de zin van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet. De kosten die eisers in verband daarmee niet kunnen voldoen, kunnen niet worden afgewenteld op de Participatiewet. [2] Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden die nopen tot verlening van bijzondere bijstand voor de hiervoor genoemde kosten.
5.5.
Ten aanzien van de leenbijstand voor de kosten van een koelkast volgt uit artikel 51 van de Participatiewet, in combinatie met artikel 23, eerste lid, van de Beleidsregels bijzondere bijstand (beleidsregels), dat bijzondere bijstand voor incidentele aanschaf of vervanging van duurzame gebruiksgoederen in principe wordt verstrekt in de vorm van een renteloze lening. Ter zitting heeft de rechtbank de gemachtigde van eisers voorgehouden dat eisers in de e-mail van 8 juli 2021 al hadden aangegeven dat zij de bijzondere bijstand voor de koelkast in de vorm van een lening wensten te ontvangen. Gemachtigde heeft dit bevestigd en heeft ook erkend dat eisers niet voldoen aan de uitzondering van artikel 23, eerste en vijfde lid, van de beleidsregels. Er is geen schrijnende financiële situatie aannemelijk gemaakt die zou nopen tot het verlenen van de bijzondere bijstand als gift. Verder is ter zitting gebleken dat eisers nog niet aflossen op de lening van € 399,- voor de koelkast, dus de lening heeft op dit moment geen consequenties voor de financiële situatie van eisers.
5.6.
De rechtbank ziet niet in waarom het bestreden besluit niet deugdelijk zou zijn gemotiveerd. De beroepsgronden van eisers op dit punt slagen niet.
Tijdelijke ontheffingen van arbeidsverplichtingen
5.7.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de tijdelijke ontheffingen van arbeidsverplichtingen tussen partijen in geschil is of het dagelijks bestuur terecht heeft geweigerd om een duurzame ontheffing van arbeidsverplichtingen toe te kennen aan eisers.
5.8.
Uit het dossier komt een beeld naar voren van eisers die niet althans onvoldoende hebben meegewerkt aan het onderzoek dat het dagelijks bestuur probeerde te verrichten naar hun belastbaarheid. Zo heeft het dagelijks bestuur stichting SAP ingeschakeld om een medische keuring te verrichten voor een medisch advies omtrent de belastbaarheid van eisers. Uit de e-mailberichten die vervolgens zijn gewisseld tussen het dagelijks bestuur en stichting SAP volgt dat eisers meermaals een aankondiging hebben ontvangen van een medische keuring bij hen thuis, maar dat eisers telkens de arts van stichting SAP de toegang tot hun woning hebben geweigerd. Ook volgt uit het dossier dat eisers meerdere keren niet zijn verschenen op gesprekken bij het dagelijks bestuur. Op enig moment hebben eisers aangegeven bij het dagelijks bestuur dat zij in behandeling zijn bij Emergis voor psychische klachten en dat zij een brief wilden overleggen van hun behandelaar waarin staat dat zij niet in staat zijn om te werken. Ter zitting heeft het dagelijks bestuur bevestigd dat deze brief uiteindelijk in een andere procedure is ontvangen, maar dat dit geen aanleiding vormde om eisers duurzaam arbeidsongeschikt te bevinden. Wel zijn eisers destijds wederom tijdelijk ontheven van arbeidsverplichtingen vanwege de psychische problematiek.
5.9.
De rechtbank overweegt dat niet valt in te zien hoe het dagelijks bestuur het medisch onderzoek op een andere wijze had kunnen of moeten inrichten. Eisers hebben niet betwist dat zij de brief van Emergis pas later in een andere procedure aan het dagelijks bestuur hebben overgelegd en dat dit geen ander licht op de zaak heeft geworpen. Desondanks stellen eisers dat zij duurzaam vrijgesteld moeten worden van arbeidsverplichtingen. Het dagelijks bestuur – evenals de commissie – betwisten dit. De rechtbank kan het dagelijks bestuur volgen, nu eisers niet hebben meegewerkt aan het medisch onderzoek en zelf ook niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij duurzaam vrijgesteld moeten worden van arbeidsverplichtingen. De beroepsgronden van eisers slagen dus ook op dit punt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 10 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage: wettelijk kader

Participatiewet
Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder g, bepaalt dat degene die bijstand vraagt ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast en die overigens bij het ontstaan van de schuldenlast, dan wel nadien, beschikte of beschikt over de middelen om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien geen recht op bijstand heeft.
Artikel 14 bepaalt dat in ieder geval niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan worden gerekend kosten met betrekking tot:
a. de voldoening aan alimentatieverplichtingen;
b. de betaling van een boete;
c. geleden of toegebrachte schade;
d. vrijwillige premiebetaling in het kader van een publiekrechtelijke verzekering;
e. kosten van medische handelingen en verrichtingen die gerekend kunnen worden tot de ontwikkelingsgeneeskunde als bedoeld in de Wet op bijzondere medische verrichtingen, of wanneer zodanige medische behandelingen en verrichtingen buiten Nederland plaatsvinden.
Artikel 35 bepaalt:
1. Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
2. Het college kan bijzondere bijstand weigeren, indien de in het eerste lid bedoelde kosten binnen twaalf maanden een bedrag van € 167,00 niet te boven gaan.
3. In afwijking van het eerste lid kan bijzondere bijstand ook aan een persoon worden verleend in de vorm van een collectieve aanvullende zorgverzekering of in de vorm van een tegemoetkoming in de kosten van de premie van een dergelijke verzekering zonder dat wordt nagegaan of ten aanzien van die persoon de kosten van die verzekering of die premie ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn.
4. In afwijking van het eerste lid kan tot en met 30 juni 2023 bijzondere bijstand ook aan een alleenstaande of een gezin worden verleend in de vorm van een eenmalige energietoeslag, zonder dat wordt nagegaan of die alleenstaande of dat gezin in dat jaar een sterk gestegen energierekening had.
5. De in het vierde lid bedoelde toeslag kan in afwijking van artikel 43, eerste lid, ambtshalve worden vastgesteld.
6. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder bijzondere bijstand niet verstaan individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36.
7. Voorzover de gemeente krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is, wordt de bijzondere bijstand verhoogd met de loonbelasting en premies volksverzekeringen.
Artikel 51 bepaalt:
1. Bijzondere bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen kan worden verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht, dan wel in de vorm van een bedrag om niet.
2. Indien een geldlening als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt, stemt het college de aflossingsbedragen en de duur van de aflossing mede af op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende.
Beleidsregels bijzondere bijstand
Artikel 21 Incidentele vervanging duurzame gebruiksgoederen of stoffering
1. Er is recht op bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en/ of stoffering als deze noodzakelijk zijn voor het voeren van een huishouding en waarin de inwoner niet zelf kan voorzien omdat hij niet over de middelen beschikt, hij geen beroep kan doen op zijn eigen netwerk, de sociale omgeving en/of een voorliggende voorziening en hij niet of niet voldoende voor deze kosten heeft kunnen reserveren.
2. De noodzaak van de bijstandsverlening voor duurzame gebruiksgoederen wordt mede beoordeeld aan de hand van:
1. de feitelijke toestand van de te vervangen duurzame gebruiksgoederen;
2. de grootte van de woning van de inwoner;
1. De reserverings- en aflossingsruimte in het inkomen wordt met ingang van 1 oktober 2021 vastgesteld op 5% per maand van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantiegeld.
2. Indien de inwoner in de periode van 12 maanden voorafgaand aan de aanvraag om bijzondere bijstand een individuele inkomenstoeslag heeft ontvangen, wordt deze als draagkracht in aanmerking genomen.
3. De aflossingsruimte voor leenbijstand die is verstrekt voor 1 oktober 2021 wordt met ingang van 1 oktober 2021 verlaagd naar 5% per maand van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantiegeld. Indien als gevolg hiervan na afloop van de aflossingstermijn van 36 maanden nog een af te lossen bedrag resteert, wordt dit bedrag kwijtgescholden.
Artikel 23 Vorm van de bijstand
1. Bijzondere bijstand voor incidentele aanschaf of vervanging van duurzame gebruiksgoederen als bedoeld in artikel 21 van deze beleidsregels en voor een complete woninginrichting als bedoeld in artikel 22, tweede lid onder b en c, wordt in principe verstrekt in de vorm van een renteloze lening, tenzij elders in dit artikel anders is bepaald. De maximale lening is gelijk aan 36 maal 5% van de van toepassing zijnde norm per maand. Als de noodzakelijke kosten hoger zijn dan de maximale lening, wordt het deel dat niet uit de lening kan worden betaald, om niet verstrekt.
1. Bijzondere bijstand voor de kosten van stoffering (vloerbedekking en gordijnen), verf en behang wordt om niet verleend.
2. In afwijking het eerste lid van dit artikel wordt de bijzondere bijstand voor:
1. een koelkast met vriesvak/koelvriescombinatie;
2. een wasmachine;
3. een gas- of elektrische kookplaat of fornuis;
4. een televisie;
5. een stofzuiger.
om niet verleend, als:
1. sprake is van een complete woninginrichting als bedoeld in artikel 23 van deze beleidsregels, of
2. de inwoner langer dan drie jaar van een inkomen van maximaal 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm heeft moeten rondkomen.
1. Indien de inwoner in de periode van 12 maanden voorafgaand aan de aanvraag om bijzondere bijstand een individuele inkomenstoeslag heeft ontvangen, wordt deze als draagkracht in aanmerking genomen
2. In afwijking van het eerste lid van dit artikel wordt de bijzondere bijstand om niet verstrekt zolang de inwoner in een traject op grond van de Wet schuldsanering natuurlijke personen zit.
Artikelsgewijze toelichtingen bij beleidsregels
Artikel 21 Incidentele vervanging duurzame gebruiksgoederen of stoffering
Artikel 21 lid 1
In het algemeen behoren duurzame gebruiksgoederen of stoffering tot de algemene kosten van bestaan, waarvoor men moet reserveren. Ook verwachten we dat klanten binnen hun netwerk kijken of er wellicht een oplossing mogelijk is. Als dit alles niet mogelijk is, kan bijzondere bijstand worden verstrekt.
Artikel 21 lid 2
Er zijn meerdere manieren om de noodzaak voor de vervanging van een duurzaam gebruiksgoed vast te stellen. In dit lid is weergegeven met welke aspecten rekening gehouden moet worden. Om de feitelijke toestand van duurzame gebruiksgoederen zoals meubilair vast te stellen kan het nodig zijn een huisbezoek af te leggen. In andere gevallen kan het overleggen van een aankoopbewijs waaruit blijkt dat het duurzame gebruiksgoed acht jaar c.q. 10 jaar of ouder is of een reparatieofferte waaruit blijkt dat het duurzame gebruiksgoed niet (tegen redelijke kosten) te repareren is, volstaan. In het aankoopbewijs of de reparatieofferte staat in ieder geval vermeld: datum, naam en adres van inwoner en relevante gegevens over het duurzame gebruiksgoed (prijs, merk, type, etc.).
Artikel 21, lid 3
Bij het bepalen van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt beoordeeld of men redelijkerwijs voor de kosten had kunnen reserveren en zo ja, hoe lang. Men wordt geacht te reserveren vanaf het moment dat de kosten voorzienbaar zijn, voor zover de noodzaak voor vervanging aanwezig is.
In dit artikel is bepaald dat met ingang van 1 oktober 2021 een percentage van 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm is bestemd voor reservering. Hiermee wordt aangesloten bij de regels van de Wet vereenvoudiging derdenbeslag. Als de kosten voorzienbaar worden, wordt de inwoner geacht hiervoor te reserveren. De berekende reservering wordt in mindering gebracht op de te verlenen bijstand.
Het ontbreken van (voldoende) reserveringsruimte, in verband met de verplichte aflossing van schulden, is geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan het mogelijk is om bijzondere bijstand om niet te verlenen. Schulden dan wel het ontbreken van voldoende reserveringsruimte als gevolg daarvan, kunnen niet worden afgewenteld op de Participatiewet.
Artikel 21, lid 4
Personen die langer dan drie jaar rondkomen van een inkomen op bijstandsniveau, kunnen een beroep doen op een individuele inkomenstoeslag. Als men zo lang van een laag inkomen moet rondkomen is de rek uit het inkomen en is er geen reserveringscapaciteit meer. Met het verstrekken va de individuele inkomenstoeslag wordt dit verlies aan reserveringscapaciteit gerepareerd. Om die reden wordt een individuele inkomenstoeslag die in de periode van 12 maanden voorafgaand aan de aanvraag om bijzondere bijstand is ontvangen, in mindering gebracht op de te verlenen bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen.
Artikel 21 lid 5
In dit artikel is een overgangsregeling bepaald voor leenbijstand die voor 1 oktober 2021 is verstrekt. Met ingang van 1 oktober geldt ook voor deze leningen een aflossingscapaciteit van 5% voor de rest van de looptijd van de lening. In een aantal gevallen zal daardoor na 36 maanden aflossen nog een restbedrag openstaan. Dit restbedrag wordt kwijtgescholden.
Artikel 23 Vorm van de bijstand
Artikel 23, lid 1
Uitgangspunt is dat de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en overige kosten van woninginrichting in de vorm van een renteloze lening wordt verstrekt. De lening is nooit meer dan het bedrag wat men op basis van het aflossingspercentage in 36 maanden kan aflossen. Bedragen de kosten meer dan de maximale lening, dan wordt het meerdere om niet verstrekt.
Artikel 23, lid 2
Stoffering, verf en behang zijn geen duurzame gebruiksgoederen. De bijzondere bijstand hiervoor wordt daarom om niet verstrekt.
Artikel 23, lid 3
In afwijking het eerste lid van dit artikel wordt de bijzondere bijstand voor de kosten van:
1. een koelkast met vriesvak / koelvriescombinatie;
2 een wasmachine;
3. een gas- of elektrische kookplaat of fornuis;
4. een televisie;
5. een stofzuiger
om niet verstrekt indien sprake is van een complete woninginrichting als bedoeld in artikel 17 a van deze beleidsregels, of indien de inwoner langer dan drie jaar een inkomen van maximaal 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm heeft gehad.
Artikel 23, lid 4
Ook geldt dat rekening wordt gehouden met een in de periode van 12 maanden voorafgaand aan de aanvraag ontvangen individuele inkomenstoeslag, voor zover deze nog niet is besteed aan de vervanging van een ander noodzakelijk duurzaam gebruiksgoed.
Artikel 23 lid 5
De bijzondere bijstand wordt eveneens om niet verstrekt zolang de inwoner in een traject op grond van de Wet schuldsanering natuurlijke personen zit.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 19 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1152.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 22 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:605.