ECLI:NL:CRVB:2023:1152

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
21 / 4483 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van bijzondere bijstand voor kosten van levensonderhoud en noodzakelijke uitgaven

In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 19 juni 2023, wordt de weigering van bijzondere bijstand voor verschillende kosten door het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen beoordeeld. Appellant, die sinds 16 mei 2017 bijstand ontvangt, had aanvragen ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van trapbekleding, onderhoud van de schuur, gordijnen en een ventilator. Het college heeft deze aanvragen afgewezen, omdat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die hem verhinderden om voor deze kosten te reserveren of deze via gespreide betaling te voldoen. De Raad oordeelt dat de kosten voor trapbekleding, onderhoud van de schuur en gordijnen als algemene kosten van het bestaan worden beschouwd, waarvoor de bijstand in beginsel toereikend is. De kosten voor de ventilator werden niet als noodzakelijk beschouwd, omdat appellant geen objectieve gegevens heeft overlegd die de noodzaak onderbouwen. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

21/4483 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 12 november 2021, 20/3272 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen (college)
Datum uitspraak: 19 juni 2023

PROCESVERLOOP

Met besluiten van 20 en 26 mei 2020 heeft het college afwijzend beslist op aanvragen om bijzondere bijstand voor diverse kosten op grond van de Participatiewet (PW). Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het college is met een besluit van 29 september 2020 (bestreden besluit) bij de afwijzing gebleven.
Appellant heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellant heeft mr. K.A. Faber, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2023. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Faber. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.J. Olthof.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

In deze uitspraak beoordeelt de Raad of de rechtbank het bestreden besluit terecht in stand heeft gelaten. De Raad komt tot het oordeel dat dit het geval is en dat het college de aanvragen om bijzondere bijstand voor verschillende kosten mocht afwijzen. Dit oordeel berust op de volgende overwegingen.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep gaat de Raad uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontvangt met ingang van 16 mei 2017 bijstand naar de norm voor een alleenstaande.
1.2.
Op 19 maart 2020 heeft appellant bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van trapbekleding en onderhoud van zijn schuur. Met een besluit van 20 mei 2020 heeft het college die aanvraag afgewezen.
1.3.
Op 2 april 2020 heeft appellant bijzondere bijstand aangevraagd voor onder meer de kosten van gordijnen. Met een besluit van 20 mei 2020 heeft het college die aanvraag afgewezen.
1.4.
Op 22 april 2020 heeft appellant bijzondere bijstand aangevraagd voor onder meer de kosten van een ventilator. Met een besluit van 26 mei 2020 heeft het college die aanvraag afgewezen.
1.5.
Met een besluit van 29 september 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellant tegen de besluiten van 20 en 26 mei 2020 ongegrond verklaard.
1.5.1.
Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten voor de aanschaf van een ventilator niet noodzakelijk zijn. Dat appellant last heeft van de hitte bij temperaturen boven de 30 graden is voorstelbaar, maar maakt nog niet dat de kosten ook noodzakelijk zijn. Dit zou anders kunnen zijn als appellant met controleerbare gegevens kan aantonen dat een ventilator voor hem onmisbaar zou zijn, bijvoorbeeld vanwege medische redenen. Dit heeft appellant echter niet gedaan.
1.5.2.
Wat betreft de kosten van trapbekleding, onderhoud van de schuur en gordijnen heeft het college zich op het standpunt gesteld dat het hier incidenteel voorkomende algemene kosten van het bestaan betreft. Daarvoor is de bijstand in beginsel toereikend. Voor dergelijke kosten kan worden gereserveerd of de kosten kunnen gespreid worden betaald. Alleen wanneer de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden kan bijzondere bijstand worden verleend. Het hebben van schulden en het ontbreken van voldoende reserveringsruimte als gevolg daarvan is volgens het college geen bijzondere omstandigheid. Op grond van artikel 43, derde lid, van de Beleidsregels bijzondere bijstand van de gemeente Heerenveen (beleidsregels) kan daarvan worden afgeweken als de belanghebbende deelneemt aan een minnelijke schuldregeling of als op de belanghebbende de Wet schuldsanering natuurlijke personen van toepassing is verklaard en daardoor reservering vooraf of achteraf niet mogelijk is. Hiervan is in het geval van appellant geen sprake. Het treffen van een betalingsregeling met een van zijn schuldeisers valt daar niet onder.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.

Het standpunt van appellant

3. Appellant is het op hierna te bespreken gronden niet eens met de uitspraak van de rechtbank.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.2.
De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Toetsingskader
4.3.
Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de PW moet eerst worden beoordeeld of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte moet de vraag worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
4.4.
Uitgangspunt is dat een inkomen op bijstandsniveau voorziet in alle (periodiek en incidenteel) voorkomende algemeen noodzakelijke bestaanskosten, dat wil zeggen: de bestaanskosten die kunnen worden gerekend tot het op minimumniveau algemeen gangbare bestedingspatroon. Alleen in bijzondere omstandigheden is dan aanvullend bijzondere bijstand nodig. Daarom kan op grond van artikel 35, eerste lid, van de PW alleen recht op bijzondere bijstand bestaan voor zover de betrokkene door bijzondere omstandigheden wordt geconfronteerd met kosten waarin de algemene bijstandsnorm niet voorziet of met kosten waarin de norm wel voorziet maar die hij door bijzondere omstandigheden niet uit de norm kan betalen. De omstandigheid dat de betrokkene al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten, is een aspect dat in laatstgenoemd kader moet worden beoordeeld.
4.5.
Degene die een aanvraag doet om bijzondere bijstand moet aannemelijk maken dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor toekenning van die bijstand. [1]
Kosten trapbekleding, onderhoud van de schuur en gordijnen
4.6.
Tussen partijen is in geschil of de kosten voor trapbekleding, onderhoud van de schuur en gordijnen voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.7.
Appellant heeft aangevoerd dat hij niet heeft kunnen reserveren. In dit verband stelt appellant dat hij pas sinds 2017 bijstand ontvangt en eerder veel woonkosten heeft moeten maken, waarvoor hij geen bijzondere bijstand heeft ontvangen. Daarnaast heeft hij erop gewezen dat hij op 24 september 2020 een aanvraag heeft ingediend voor een saneringskrediet en dat de gesprekken daarover voor die datum al liepen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4.7.1.
Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat er bijzondere omstandigheden zijn in de zin van artikel 35, eerste lid, van de PW waardoor hij niet heeft kunnen reserveren of de kosten via gespreide betaling achteraf heeft kunnen voldoen. De enkele stelling dat hij pas sinds 2017 bijstand ontvangt en eerder veel woonkosten heeft moeten maken, is hiervoor onvoldoende.
4.7.2.
Verder staat vast dat er ten tijde van het nemen van het bestreden besluit nog geen sprake was van een minnelijke schuldregeling, waaronder ook een saneringskrediet valt. Dat daartoe een aanvraag was ingediend en er al gesprekken liepen, maakt dat niet anders. Alleen al om die reden kan appellant geen geslaagd beroep doen op artikel 43, derde lid, van de beleidsregels.
Kosten ventilator
4.8.
Tussen partijen is in geschil of de kosten voor een ventilator in de situatie van appellant noodzakelijk zijn.
4.9.
Appellant heeft aangevoerd dat het gelet op de afgelopen zomers van belang is om een ventilator aan te schaffen. Voor zover appellant hiermee heeft bedoeld te zeggen dat de kosten voor de aanschaf van een ventilator voor hem noodzakelijk zijn, slaagt die beroepsgrond niet. De rechtbank heeft in dit verband terecht overwogen dat appellant niet met objectieve en verifieerbare gegevens heeft onderbouwd dat een ventilator voor hem onmisbaar is (bijvoorbeeld vanwege medische redenen). De enkele stelling dat appellant bij warme dagen in de zomer last heeft van de hitte is hiervoor onvoldoende.

Conclusie en gevolgen

4.10.
Uit het vorenstaande volgt dat appellant niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 35 van de PW. Nu niet is voldaan aan die voorwaarden, komt appellant – ook niet met een beroep op artikel 43, vijfde lid, van de beleidsregels – niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.
4.11.
Het hoger beroep slaagt niet. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvragen in stand blijft. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Appellant krijgt daarom geen vergoeding voor zijn proceskosten. Hij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap, in tegenwoordigheid van L.G. Cornelissen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2023.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) L.G. Cornelissen

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet
Artikel 35. Individuele en categoriale bijzondere bijstand
1. Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
Beleidsregels bijzondere bijstand
Artikel 43 Duurzame gebruiksgoederen en inrichtingskosten
1. De kosten van aanschaf van duurzame gebruiksgoederen en inrichtingskosten behoren tot de algemene kosten van het bestaan. In deze kosten kan worden voorzien door:
a. de Wet maatschappelijke ondersteuning als voorliggende voorziening
b. reservering vooraf of achteraf
c. bij echtscheiding of verlating: aanspraak op (een deel van) de inboedel indien de belanghebbende hierover ook daadwerkelijk kan beschikken.
2. Het college kan in bijzondere omstandigheden bijzondere bijstand voor woonkosten verstrekken. Hiervan kan in een individueel geval sprake zijn wanneer de belanghebbende:
a. geconfronteerd wordt met een onvoorzienbare verhuizing, of
b. een woonkostentoeslag ontvangt en verhuist naar een goedkopere woning, of
c. geen mogelijkheden had om te reserveren voor een noodzakelijke uitgaven voor duurzame gebruiksgoederen of inrichtingskosten.
3. Het college beschouwt het niet kunnen reserveren vanwege het hebben van schulden in beginsel niet als een bijzondere omstandigheid. Het college kan hiervan afwijken indien de belanghebbende deelneemt aan een minnelijke schuldregeling of indien op belanghebbende de WSNP van toepassing is verklaard en daardoor reservering vooraf of achteraf niet mogelijk is.
4. Bij het onderzoek naar bijzondere omstandigheden is artikel 3 lid 2 onderdeel van de beoordeling daarvan, alsmede de aanwezigheid in het gezin van minderjarige kinderen.
5. Het college verstrekt bijzondere bijstand voor inrichtingskosten voor zover het de inrichting van noodzakelijke woonruimtes betreft. Noodzakelijke woonruimtes zijn in beginsel de woonkamer, aanwezige en gebruikte slaapkamer(s), keuken, sanitaire ruimtes.
6. Het college verstrekt de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en inrichtingskosten volgens de goedkoopst adequate oplossing en pas in laatste instantie voor een nieuw artikel. De belanghebbende dient zoveel mogelijk gebruik te maken van giften van familieleden of anderen en tweedehands artikelen, en nieuwe artikelen zo goedkoop mogelijk aan te schaffen. Dit geldt ook voor huishoudelijke apparaten, voor zover deze adequaat zijn.
7. Het college verstrekt
a. voor woninginrichting een maximaal bedrag gebaseerd op de in de NIBUD-prijzengids genoemde, op de alleenstaande of het gezin van toepassing zijnde, totaalprijzen voor woninginrichting ter hoogte van:
• Voor alleenstaanden: 50%
• Voor gezinnen: 70%
b. voor individuele goederen, duurzame gebruiksgoederen en stoffering maximaal het bedrag dat daarvoor in de NIBUD-prijzengids is opgenomen.
8. De bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en inrichtingskosten, uitgezonderd voor stofferingskosten, wordt in beginsel als lening verstrekt tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. Bijzondere omstandigheden kunnen bijvoorbeeld bestaan uit het ontbreken van aflossingscapaciteit.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 augustus 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3059.