ECLI:NL:RBZWB:2023:5599
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Teruggaaf van omzetbelasting bij invoer van een springpaard door een in het buitenland gevestigde paardensportbond
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 augustus 2023, wordt het beroep van een in Qatar gevestigde paardensportbond beoordeeld. De belanghebbende had verzocht om teruggaaf van omzetbelasting bij de invoer van een springpaard, maar de rechtbank oordeelt dat de inspecteur deze teruggaaf terecht heeft geweigerd. De rechtbank stelt vast dat de belanghebbende, die de bewijslast draagt, niet heeft aangetoond dat de invoer-btw in verband staat met belaste activiteiten. De rechtbank concludeert dat er geen recht op aftrek van de invoer-btw bestaat, omdat de belanghebbende niet heeft kunnen bewijzen dat het paard werd gebruikt voor economische activiteiten die recht op aftrek zouden geven.
Desondanks heeft de rechtbank de belanghebbende wel recht gegeven op een vergoeding van immateriële schade vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank oordeelt dat de behandeling van de zaak langer heeft geduurd dan de gebruikelijke termijn van 24 maanden, en kent een schadevergoeding van € 1.000 toe. De rechtbank verdeelt deze schadevergoeding tussen de inspecteur en de Minister van Justitie en Veiligheid, waarbij de inspecteur € 200 en de Minister € 800 moet vergoeden. De rechtbank wijst het beroep van de belanghebbende af, maar erkent de vertraging in de procedure en de daaruit voortvloeiende schadevergoeding.