Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 augustus 2023 in de zaak tussen
tevens vertegenwoordiger van [B.V. 1] en [B.V. 2], te Woensdrecht, belanghebbende
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 augustus 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 18 december 2020 behandeld. De zaak betreft de aanslagen onroerendezaakbelasting en watersysteemheffing voor het jaar 2020, opgelegd aan de woning gelegen aan [adres] te [plaats]. De heffingsambtenaar had het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Belanghebbende heeft in zijn beroepschrift erkend dat het bezwaarschrift te laat was ingediend en heeft geen gronden aangevoerd tegen de niet-ontvankelijkverklaring.
De rechtbank verklaart zich deels onbevoegd en het beroep voor het overige ongegrond. De rechtbank legt uit dat de beslissing van de heffingsambtenaar om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren, terecht is, aangezien belanghebbende de termijn heeft overschreden. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de heffingsambtenaar geen aanleiding heeft gezien om ambtshalve tegemoet te komen aan de bezwaren van belanghebbende met betrekking tot de aanslagen rioolheffing en afvalstoffenheffing.
Belanghebbende heeft aanspraak gemaakt op een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank concludeert dat de redelijke termijn met 12 maanden is overschreden en kent een schadevergoeding toe van € 100. De rechtbank verklaart zich onbevoegd te oordelen over de ambtshalve beslissing van de heffingsambtenaar en handhaaft de uitspraak op bezwaar. Tevens wordt de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van proceskosten en griffierecht aan belanghebbende.