ECLI:NL:RBZWB:2022:7655
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van WOZ-waarde en aanslag onroerendezaakbelastingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 december 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de WOZ-waarde van zijn woning beoordeeld. De heffingsambtenaar had eerder een waarde-beschikking voor het jaar 2020 vastgesteld op € 245.000, waartegen belanghebbende bezwaar had gemaakt. De rechtbank behandelt de argumenten van belanghebbende, die stelt dat de waarde te hoog is vastgesteld en dat de heffingsambtenaar het gehanteerde indexeringspercentage niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd dat de waarde niet te hoog is vastgesteld, en dat de vergelijkingsobjecten die zijn gebruikt voor de taxatie adequaat zijn. De rechtbank wijst het beroep van belanghebbende ongegrond en handhaaft de waarde-beschikking en de aanslag onroerendezaakbelastingen. Daarnaast wordt er een vergoeding van immateriële schade toegekend aan belanghebbende wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank bepaalt dat de minister van Justitie en Veiligheid verantwoordelijk is voor deze schadevergoeding, evenals voor de proceskosten en het griffierecht.