In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 augustus 2023, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 26 januari 2021 voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft de Belastingdienst op 11 mei 2023 in gebreke gesteld, en de rechtbank constateert dat er na deze ingebrekestelling geen besluit is genomen door verweerder.
De rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst binnen zeven weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Dit is in lijn met artikel 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de rechtbank de mogelijkheid biedt om een termijn te stellen voor het nemen van een besluit. De rechtbank wijst het verzoek van verweerder om een langere termijn af, maar komt tot de conclusie dat een termijn van zeven weken redelijk is, gezien het aantal aanvragen dat door verweerder moet worden behandeld.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding van € 418,50 voor proceskosten en het griffierecht van € 50,- moet door verweerder aan eiseres worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.