ECLI:NL:RBZWB:2023:5304

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
28 juli 2023
Zaaknummer
23-001698
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake conservatoir beslag op een personenauto

Op 28 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin klaagster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S.P.H. Brinkman, een klaagschrift indiende tegen het conservatoire beslag op haar Peugeot. Het klaagschrift was ingediend op 18 januari 2023 en betrof de teruggave van de auto die op 22 november 2022 was gekocht bij [bedrijf2]. Tijdens de behandeling in raadkamer op 14 juli 2023 was klaagster niet aanwezig, maar haar raadsvrouw en de officier van justitie waren wel aanwezig. De officier van justitie betwistte de eigendom van de Peugeot door klaagster en stelde dat er mogelijk sprake was van kentekenfraude. De rechtbank oordeelde dat klaagster niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat zij de rechthebbende was van de auto. De rechtbank benadrukte dat de bewijslast bij klaagster lag en dat de ingediende documenten niet overtuigend genoeg waren om haar eigendom te bevestigen. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, wat betekent dat het beslag op de Peugeot gehandhaafd blijft.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-299097-22
rk.nummer: 23-001698
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klaagster]
geboren op [geboortedag] 2000
hierna te noemen: klaagster.
Klaagster heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. S.P.H. Brinkman, advocaat te Tilburg, op het adres Ringbaan-West 195-197, 5037 PB Tilburg.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat in het strafvorderlijk onderzoek tegen [belanghebbende] in beslag is genomen: een personenauto van het merk Peugeot, type 208 en voorzien van het [kenteken] (hierna: Peugeot);
  • het klaagschrift, ingediend op 18 januari 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie;
  • het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer op 25 mei 2023 en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 14 juli 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, mr. S.P.H. Brinkman als gemachtigd raadsvrouw van klaagster.
Klaagster is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
[belanghebbende] is (ook namens [bedrijf1] B.V.) bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klaagster. Daartoe is aangevoerd dat klaagster de eigenaar van de Peugeot is. Zij heeft de auto op 22 november 2022 gekocht bij [bedrijf2] te [plaats] . Dit blijkt uit de factuur en de Franse kentekenpapieren die klaagster in haar bezit heeft. Het Franse kenteken is niet op naam van klaagster gezet, omdat het haar bedoeling was om de auto te importeren naar Nederland. De Peugeot stond slechts opgeslagen bij [bedrijf1] B.V. (hierna: [bedrijf1] ). Tijdens een doorzoeking van het pand van [bedrijf1] is de Peugeot in beslag genomen. Het strafvorderlijk belang verzet zich niet tegen teruggave van de Peugeot aan klaagster. In raadkamer heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het onduidelijk is welke maatstaf het openbaar ministerie hanteert bij de beoordeling aan wie de Peugeot toebehoort. Daarnaast wordt klaagster tegengeworpen dat de factuur spreekt van ‘de heer’ in plaats van ‘mevrouw’, terwijl op 7 februari 2023 reeds is geconstateerd dat dat een fout betreft. Voorts zijn er geen onderzoeksresultaten beschikbaar die aantonen dat [bedrijf1] de eigenaar van de Peugeot is. Daarnaast stelt de raadsvrouw dat niet duidelijk is waarom de Peugeot niet terug is gegeven aan klaagster, terwijl andere goederen wel teruggegeven zijn aan andere personen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onduidelijk is wie de eigenaar van de Peugeot is. De beschikbare gegevens over de eigendom lopen uiteen, hetgeen een aanwijzing is dat er mogelijk sprake is van kentekenfraude. Daarnaast zou het voertuig verkocht zijn, maar het is onduidelijk of de factuur gericht is aan mevrouw of aan de heer [klaagster] . Bovendien verzet het strafvorderlijk belang zich tegen teruggave van het voertuig en derhalve dient het klaagschrift ongegrond te worden verklaard. In raadkamer heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit het feit dat bij enkele andere klagers wel is overgegaan tot teruggave van in beslag genomen goederen, blijkt dat het openbaar ministerie zorgvuldig bekijkt welke goederen tot de eigenaar terug te brengen zijn. Dit is in onderhavig geval niet anders.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klaagster is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
Uit het verhandelde in raadkamer begrijpt de rechtbank dat het klassiek beslag op de Peugeot in middels is opgeheven en is overgegaan in conservatoir beslag bij machtiging van de rechter-commissaris op 23 november 2022. De rechtbank zal daarom uitsluitend het conservatoire beslag beoordelen.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het conservatoir beslag dat is gelegd op grond van artikel 94a Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654 r.o. 2.14, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94a, eerste of tweede lid, Sv gelegd beslag te onderzoeken:
(i) of ten tijde van de beslissing op het klaagschrift sprake van een redelijk vermoeden van schuld van een misdrijf waarvoor een geldboete van
de vierde(in het geval van conservatoir beslag tot bewaring van het recht tot verhaal voor een schadevergoedingsmaatregel, artikel 94a lid 3 Sv)
of vijfde categorie(in het geval van conservatoir beslag tot bewaring van het recht tot verhaal voor een geldboete of ontnemingsmaatregel, respectievelijk artikel 94a lid 1 en 2 Sv) kan worden opgelegd; en
(ii) of zich het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel dan wel een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
Indien een derde – als zodanig kan ook gelden degene onder wie het beslag feitelijk is gelegd, maar tegen wie het strafrechtelijk onderzoek niet is gericht – die stelt eigenaar te zijn, op grond van artikel 552a (https://www.navigator.nl/document/openCitation/%20id44c5694ed623654d6ec264700281a798) Sv een klaagschrift heeft ingediend, dient de rechter als maatstaf aan te leggen of zich het geval voordoet dat buiten redelijke twijfel is dat de klager als eigenaar van het voorwerp moet worden aangemerkt en daarvan in zijn beslissing blijk te geven. Indien de klager als eigenaar wordt aangemerkt, zal de rechter tevens moeten onderzoeken en daarvan blijk moeten geven of zich de situatie van artikel 94a, vierde of vijfde lid, Sv voordoet. (HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.15)
Indien degene die in een artikel 552a Sv-procedure om teruggave heeft verzocht, niet redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, dient de rechter – ook als het belang van strafvordering zich niet meer tegen teruggave verzet – het verzoek om teruggave af te wijzen (vgl. HR 31 maart 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH1478).
De rechtbank is van oordeel dat in onvoldoende mate is komen vast te staan dat klaagster redelijkerwijs als rechthebbende van de Peugeot moet worden aangemerkt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De rechtbank stelt vast dat de Peugeot onder [belanghebbende] in beslag is genomen. In beginsel worden bij het ontbreken van een strafvorderlijk belang bij het voortduren van een beslag goederen teruggegeven aan de beslagene. De beslagene wordt immers in beginsel aangemerkt als redelijkerwijs rechthebbende. De bewijslast dat niet de beslagene maar klaagster de redelijkerwijs rechthebbende is, ligt bij klaagster. De rechtbank is van oordeel dat met de overgelegde stukken door klaagster onvoldoende is aangetoond dat zij de redelijkerwijs rechthebbende is. Uit de ingediende factuur en kentekenpapieren, in samenhang bezien met de informatie die de politie omtrent de auto heeft ingewonnen, blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet buiten redelijke twijfel dat klaagster als redelijkerwijs rechthebbende moet worden aangemerkt, gezien de niet aansluitende en tot twijfel leidende informatie uit het Europees kentekenregister.
De vraag of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, behoeft in het licht van het voorgaande geen verdere beantwoording meer.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94a Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 28 juli 2023 gegeven door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juli 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).