ECLI:NL:RBZWB:2023:5301

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
28 juli 2023
Zaaknummer
23-001700
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake conservatoir beslag op Audi

Op 28 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. S.P.H. Brinkman, verzocht om opheffing van het beslag op zijn Audi RS6, die in beslag was genomen tijdens een doorzoeking van het pand van [bedrijf] B.V. Klager stelde dat hij eigenaar was van de auto, wat hij onderbouwde met een Zulassungsbescheinigung Teil II. De officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, betwistte echter het eigendom van klager en stelde dat er onvoldoende bewijs was dat klager de rechthebbende was. De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift ongegrond was, omdat klager niet voldoende had aangetoond dat hij de redelijkerwijs rechthebbende eigenaar van de Audi was. De rechtbank benadrukte dat de bewijslast bij klager lag en dat enkel het kentekenbewijs niet voldoende was om zijn eigendom te bewijzen. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond en bevestigde dat het beslag op de Audi gerechtvaardigd bleef.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-299097-22
rk.nummer: 23-001700
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1975
wonende te [woonadres]
hierna te noemen: klager.
Klager heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. S.P.H. Brinkman, advocaat te Tilburg, op het adres Ringbaan-West, 195-197, 5037 PB Tilburg.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat in het strafvorderlijk onderzoek tegen [belanghebbende] in beslag is genomen: een personenauto van het Audi, type RS6, kleur zwart en voorzien van het [kenteken] (hierna: Audi).
  • het klaagschrift, ingediend op 18 januari 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie;
  • het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer op 25 mei 2023 en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 14 juli 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, mr. S.P.H. Brinkman als gemachtigd raadsvrouw van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
[belanghebbende] is (ook namens [bedrijf] B.V.) bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat klager eigenaar is van de Audi. Dat blijkt uit het Zulassungsbescheinigung Teil II dat in het bezit is van klager. De Audi was al twee maanden in het pand van [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] ) aanwezig, omdat klager aan [bedrijf] de opdracht had verstrekt om de Audi eerst naar Nederland te halen en daarna te transporteren naar Spanje. Tijdens een doorzoeking van het pand van [bedrijf] is de Audi in beslag genomen. Klager had geen wetenschap van vermeende verdenkingen tegen de heer [belanghebbende] en er bestaan geen aanwijzingen dat deze auto aan klager toebehoort met het kennelijke doel de uitwinning van de auto te bemoeilijken of te verhinderen. Daarnaast verzet ook het strafvorderlijk belang zich niet tegen teruggave. In raadkamer heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er geen strafvorderlijk belang meer is. [belanghebbende] heeft in e-mailwisselingen met de reparateur steeds gesproken over ‘de klant’ die akkoord moet geven. Hieruit volgt dat hij niet de eigenaar van het voertuig is. Daarnaast stelt de raadsvrouw dat niet duidelijk is waarom de Audi niet terug is gegeven aan klager, terwijl andere goederen wel teruggegeven zijn aan andere personen.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat niet buiten redelijke twijfel vaststaat dat klager als eigenaar moet worden aangemerkt en dat het klaagschrift derhalve ongegrond dient te worden verklaard. De officier van justitie voert daartoe aan dat er ten aanzien van de reparaties aan het voertuig geen facturen zijn aangetroffen gericht aan klager. Bovendien werd het voertuig in het bezit van beslagene aangetroffen en zou het voertuig voor een aanzienlijk langere tijd dan gebruikelijk bij reparaties, in bezit van [bedrijf] zijn geweest en langer dan klager in zijn e-mail aangeeft. Klager heeft weliswaar een kentekenbewijs op zijn naam overlegd, maar kentekenhouderschap is opzichzelfstaand geen bewijs voor eigendom. In raadkamer heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit het feit dat bij enkele andere klagers wel is overgegaan tot teruggave van in beslag genomen goederen, blijkt dat het openbaar ministerie zorgvuldig bekijkt welke goederen tot de eigenaar terug te brengen zijn. Dit is in onderhavig geval niet anders.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
Uit het verhandelde in raadkamer begrijpt de rechtbank dat het klassiek beslag op de Audi in middels is opgeheven en is overgegaan in conservatoir beslag bij machtiging van de rechter-commissaris op 23 november 2022. De rechtbank zal daarom uitsluitend het conservatoire beslag beoordelen.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het conservatoir beslag dat is gelegd op grond van artikel 94a Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654 r.o. 2.14, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94a, eerste of tweede lid, Sv gelegd beslag te onderzoeken:
(i) of ten tijde van de beslissing op het klaagschrift sprake van een redelijk vermoeden van schuld van een misdrijf waarvoor een geldboete van
de vierde(in het geval van conservatoir beslag tot bewaring van het recht tot verhaal voor een schadevergoedingsmaatregel, artikel 94a lid 3 Sv)
of vijfde categorie(in het geval van conservatoir beslag tot bewaring van het recht tot verhaal voor een geldboete of ontnemingsmaatregel, respectievelijk artikel 94a lid 1 en 2 Sv) kan worden opgelegd; en
(ii) of zich het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel dan wel een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
Indien een derde – als zodanig kan ook gelden degene onder wie het beslag feitelijk is gelegd, maar tegen wie het strafrechtelijk onderzoek niet is gericht – die stelt eigenaar te zijn, op grond van artikel 552a (https://www.navigator.nl/document/openCitation/%20id44c5694ed623654d6ec264700281a798) Sv een klaagschrift heeft ingediend, dient de rechter als maatstaf aan te leggen of zich het geval voordoet dat buiten redelijke twijfel is dat de klager als eigenaar van het voorwerp moet worden aangemerkt en daarvan in zijn beslissing blijk te geven. Indien de klager als eigenaar wordt aangemerkt, zal de rechter tevens moeten onderzoeken en daarvan blijk moeten geven of zich de situatie van artikel 94a, vierde of vijfde lid, Sv voordoet. (HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.15)
Indien degene die in een artikel 552a Sv-procedure om teruggave heeft verzocht, niet redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, dient de rechter – ook als het belang van strafvordering zich niet meer tegen teruggave verzet – het verzoek om teruggave af te wijzen (vgl. HR 31 maart 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH1478).
De rechtbank is van oordeel dat in onvoldoende mate is komen vast te staan dat klager redelijkerwijs als rechthebbende eigenaar van de Audi moet worden aangemerkt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De rechtbank stelt vast dat de Audi (in een garagebox gelegen aan de [adres] te [plaats] ) onder [belanghebbende] in beslag is genomen. In beginsel worden bij het ontbreken van een strafvorderlijk belang bij het voortduren van een beslag goederen teruggegeven aan de beslagene. De beslagene wordt immers in beginsel aangemerkt als redelijkerwijs rechthebbende. De bewijslast dat niet de beslagene maar klager de redelijkerwijs rechthebbende is, ligt bij klager. De rechtbank is van oordeel dat klager onvoldoende heeft aangetoond dat hij de redelijkerwijs rechthebbende is. Uit alleen de tenaamstelling van het kenteken blijkt -ook in samenhang bezien met de bevindingen van de politie omtrent deze auto ten aanzien van de plaats van aantreffen, het ontbreken van facturen gericht aan klager en de lange periode waarin het voertuig zich onder beslagene bevond waarbij de verklaringen daarover uiteenlopen- naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende dat klager als redelijkerwijs rechthebbende moet worden aangemerkt.
De vraag of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, behoeft in het licht van het voorgaande geen verdere beantwoording meer.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94a Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 28 juli 2023 gegeven door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juli 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).