ECLI:NL:RBZWB:2023:5297

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
28 juli 2023
Zaaknummer
23-006211
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake conservatoir beslag op motorvoertuigen en bankrekeningen

Op 28 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan op een klaagschrift van klager, die zich verzet tegen het conservatoir beslag dat door het Openbaar Ministerie is gelegd op zijn motorvoertuigen en bankrekeningen. Klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P. Doorakkers, heeft aangevoerd dat het beslag onevenredig zwaar is en dat hij reeds een deel van de schade aan het slachtoffer heeft vergoed. Het Openbaar Ministerie heeft het standpunt ingenomen dat het beslag gehandhaafd moet blijven, omdat de waarde van de in beslag genomen goederen hoger is dan het door hen vastgestelde schadebedrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat het klaagschrift ontvankelijk is en dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is. De rechtbank heeft de argumenten van klager en het Openbaar Ministerie afgewogen en geconcludeerd dat het beslag op de Piaggio moet worden opgeheven, terwijl het beslag op de Yamaha en de bankrekeningen gehandhaafd blijft. De rechtbank oordeelt dat het belang van klager bij teruggave van de Piaggio zwaarder weegt dan het belang van het Openbaar Ministerie, maar dat er voldoende grond is om het beslag op de andere goederen te handhaven. De beslissing is genomen door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in aanwezigheid van griffier mr. D. van Spelde.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-000443-23
rk.nummer: 23-006211
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
hierna te noemen: klager.
Klager heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. P. Doorakkers, advocaat te Oosterhout, op het adres Europark 20, 4904 SX Oosterhout.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgevingen van inbeslagname op grond van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 23 februari 2023 onder klager in beslag zijn genomen:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94a Sv, waaruit blijkt dat op 16 februari 2023 onder klager beslag is gelegd op:
  • het klaagschrift, ingediend op 7 maart 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 14 juli 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, klager en mr. P. Doorakkers als raadsman van klager en klager.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klager. Klager voert aan dat de rechter-commissaris een vordering tot machtiging conservatoir beslag heeft afgegeven en daarbij de vordering tot verhaal van een op te leggen schadevergoedingsmaatregel heeft geschat op een bedrag van € 15.000,00. Het openbaar ministerie heeft op 16 februari 2023 beslag gelegd op een tweetal bankrekeningen van klager met daarop een bedrag van minimaal € 3.400,00. Op 23 februari 2023 is beslag gelegd op een tweetal motoren van klager met een waarde van respectievelijk € 16.000 tot € 18.000 en € 6.000. Klager stelt dat daarmee in totaal voor meer dan € 25.000 aan beslag is gelegd, waardoor hij onevenredig zwaar wordt benadeeld. Daarnaast voert klager aan reeds een deel van de materiële schade van het slachtoffer te hebben vergoed en dat hij reeds te kennen heeft gegeven bereid te zijn de daadwerkelijke schade te willen vergoeden, waarmee conservatoir beslag niet noodzakelijk is.
In raadkamer heeft de raadsman aangevoerd dat het openbaar ministerie op geen enkele heeft wijze onderbouwd waar zij het door haar vastgestelde schadebedrag van € 28.156,92 op heeft gebaseerd. De rechter-commissaris heeft eveneens niet onderbouwd waarop de hoogte van de machtiging is gebaseerd. De raadsman stelt dat het schadebedrag niet hoger dan € 5.000 tot € 6.000 zal zijn. Klager is niet akkoord gegaan met het aanbod van het openbaar ministerie en het CJIB om zekerheid te stellen teneinde de Piaggio en Yamaha terug te krijgen nu ook daarmee nog sprake zou zijn van overbeslag en klager het bedrag aan zekerheid dan had moeten lenen. Daarnaast voert de raadsman aan dat klager een auto nodig heeft voor zijn werk als zzp’er. De raadsman stelt dat klager bij teruggave van alleen de Piaggio geen goede bedrijfsauto kan aanschaffen. Daarom wordt verzocht ook over te gaan tot teruggave van de Yamaha.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat het conservatoir beslag gehandhaafd dient te blijven. In raadkamer heeft de officier van justitie aangevoerd dat de taxatiewaarde van de Piaggio en de Yamaha een totaalbedrag van bijna € 19.000,00 bedraagt. Echter, de executiewaarde van dergelijke voertuigen is over het algemeen lager dan de taxatiewaarde. Daarmee is geen sprake van een dusdanig overbeslag dat het beslag (deels) zou moeten worden opgeheven. De officier van justitie voert subsidiair aan dat indien de rechtbank overgaat tot het deels opheffen van het beslag, alleen het beslag op de Piaggio moet worden opgeheven.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het conservatoir beslag dat is gelegd op grond van artikel 94a Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654 r.o. 2.14, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94a, eerste of tweede lid, Sv gelegd beslag te onderzoeken:
(i) of ten tijde van de beslissing op het klaagschrift sprake van een redelijk vermoeden van schuld van een misdrijf waarvoor een geldboete van
de vierde(in het geval van conservatoir beslag tot bewaring van het recht tot verhaal voor een schadevergoedingsmaatregel, artikel 94a lid 3 Sv)
of vijfde categorie(in het geval van conservatoir beslag tot bewaring van het recht tot verhaal voor een geldboete of ontnemingsmaatregel, respectievelijk artikel 94a lid 1 en 2 Sv) kan worden opgelegd; en
(ii) of zich het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel dan wel een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
De toe te passen maatstaf sluit niet uit dat de rechtbank, indien de omstandigheden van het geval dat meebrengen, bij de beoordeling van het klaagschrift tevens onderzoekt of voortzetting van het beslag in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit (vgl. HR 7 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:38, NJ 2014/66, r.o. 2.6).
De rechtbank ziet met de rechter-commissaris voldoende basis voor het gelegde conservatoir beslag in met name het aanvraag proces-verbaal voor het conservatoir beslag. Daarin wordt rekening gehouden met de mogelijke toekenning van een (aanzienlijke) schadevergoeding voor materiele zaken van aangeefster en de woningbouwvereniging en ook voor vergoeding voor immateriële schade. Naar het oordeel van de rechtbank is het gelegde beslag niet overmatig nu nog onduidelijk is wat de motorvoertuigen bij verkoop daadwerkelijk zullen opbrengen. Wel betrekt de rechtbank bij de beoordeling ook of het belang van handhaving van het beslag zwaarder weegt dan het belang van klager bij het opheffen daarvan. Klager heeft aangegeven geld nodig te hebben voor de aanschaf van een bedrijfsauto om niet meer afhankelijk te zijn van een ander om bij zijn werk te kunnen komen en daarvoor de Yamahah te willen verkopen. De rechtbank begrijpt dat belang. Bij teruggave van de Yamaha zou het totaal bedrag van het beslag echter ver onder het bedrag komen te liggen waarvoor een machtiging is verleend. De rechtbank zal gelet op het persoonlijk belang van beslagene de teruggave van de Piaggio gelasten, zodat klager door de verkoop daarvan meer financiële ruimte heeft voor de aankoop van een bedrijfsauto. Zij verklaart het klaagschrift ten aanzien van de Piaggio gegrond.
De rechtbank is van oordeel dat het op dit moment niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, in het onderhavige geval de schadevergoedingsmaatregel tot tenminste de hoogte van de waarde van de Yamaha en de tegoeden op de bankrekeningen zal opleggen. Aangezien deze voorwerpen dus in zoverre kunnen strekken tot zekerheid van de nakoming van die verplichting, verklaart de rechtbank het klaagschrift voor het overige ongegrond.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
  • het klaagschrift gegrond voor zover het is gericht tegen het op grond van artikel 94a Sv gelegde beslag op de Piaggio met [kenteken 1] (G2560151) en gelast de teruggave daarvan aan klager;
  • het klaagschrift ongegrond voor zover het is gericht tegen het op grond van artikel 94a Sv gelegde beslag op de Yamaha met [kenteken 2] en de gelden op de bankrekeningen [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2]
Deze beslissing is op 28 juli 2023 gegeven door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juli 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).