ECLI:NL:RBZWB:2023:5247

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 22_1679
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking bijstandsuitkering en terugvordering door college van burgemeester en wethouders van Tilburg

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Tilburg. De eiser ontving van 29 november 2019 tot en met 21 maart 2021 een bijstandsuitkering, maar deze werd per 22 maart 2021 ingetrokken. Het college vorderde de teveel betaalde bijstand terug en wees een nieuwe aanvraag voor bijstandsuitkering af. De eiser maakte bezwaar tegen deze besluiten, maar het college verklaarde het bezwaar tegen de intrekking van de bijstandsuitkering niet-ontvankelijk en het bezwaar tegen de afwijzing van de nieuwe aanvraag ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat de bezwaartermijn was overschreden en de eiser niet voldoende had aangetoond dat hij zijn hoofdverblijf had op het opgegeven adres. De rechtbank concludeerde dat het centrum van het maatschappelijk leven van de eiser zich nog steeds bij zijn vriendin bevond, en niet op het adres waar hij een studio huurde. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de bijstandsuitkering en de terugvordering van de teveel betaalde bijstand terecht waren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1679

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: mr. E.M.A. Leijser),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg(het college).

Inleiding

Met het besluit van 16 september 2021 (primair besluit I) heeft het college de bijstandsuitkering van eiser ingetrokken met ingang van 22 maart 2021. De teveel betaalde bijstand over de periode van 22 maart 2021 tot en met 31 augustus 2021 is van hem teruggevorderd. Ook de verstrekte bijzondere bijstand voor inrichtingskosten heeft het college van eiser teruggevorderd.
Met het besluit van 9 november 2021 (primair besluit II) heeft het college eisers aanvraag voor een bijstandsuitkering afgewezen.
Met het besluit van 17 februari 2022 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser tegen primair besluit I niet-ontvankelijk verklaard. Het bezwaar tegen primair besluit II is ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep op 20 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en namens het college [naam vertegenwoordiger] .

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
Intrekking en terugvordering
1.1
Eiser ontving van 29 november 2019 tot en met 21 maart 2021 een bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden. Hij woonde toen samen met zijn vriendin [naam vriendin] (hierna: [naam vriendin] ) op het adres [adres 1] 104 te [plaatsnaam] .
Per 22 maart 2021 huurt eiser een studio aan de [adres 2] 343a te [plaatsnaam] . Het college heeft met ingang van diezelfde datum een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande aan eiser toegekend.
Op 6 april 2021 heeft eiser bijzondere bijstand ter hoogte van € 940,98 van het college ontvangen voor inrichtingskosten (bed/bank, wasmachine, elektrische kookplaat en koelkast) van zijn woning aan de [adres 2] .
In augustus 2021 heeft de verhuurder van de woning aan de [adres 2] , [naam verhuurder] , bij het college gemeld dat op basis van de verbruikte energie en waterstanden eiser zijn hoofdverblijf niet in de woning kan hebben. Dit vormde voor het college aanleiding om hier nader onderzoek naar te doen.
Bij brieven van 19 augustus 2021 en 25 augustus 2021 heeft het college eiser uitgenodigd voor een gesprek. Eiser is op die gesprekken niet verschenen. Bij brief van 1 september 2021 heeft het college hem opnieuw uitgenodigd voor een gesprek. Op 8 september 2021 heeft dat gesprek plaatsgevonden. Aansluitend heeft het college een huisbezoek afgelegd. Ook heeft het college verbruiksgegevens van de woning van eiser opgevraagd en verkregen.
Bij primair besluit I heeft het college de bijstandsuitkering van eiser per 22 maart 2021 ingetrokken. Daaraan ligt ten grondslag dat volgens het college uit onderzoek is gebleken dat eiser niet zijn hoofdverblijf heeft op de [adres 2] 343a, maar op de [adres 1] 104. De over de periode van 22 maart 2021 tot en met 31 augustus 2021 teveel verstrekte bijstand wordt van eiser teruggevorderd, alsmede de bijzondere bijstand voor inrichtingskosten.
Afwijzing nieuwe aanvraag
1.2
Eiser heeft op 28 september 2021 weer een aanvraag voor een bijstandsuitkering ingediend bij het college. Daarbij heeft hij [adres 2] 343a te [plaatsnaam] opgegeven als uitkeringsadres.
Bij brief van 4 oktober 2021 heeft het college eiser verzocht om stukken aan te leveren om het recht op bijstand vast te kunnen stellen. Op 11 oktober 2021 heeft eiser per e-mail stukken aangeleverd.
Bij brief van 19 oktober 2021 heeft het college eiser uitgenodigd voor een gesprek op 27 oktober 2021. Eiser is op dat gesprek verschenen. Aansluitend heeft er wederom een huisbezoek plaatsgevonden.
Bij primair besluit II heeft het college de aanvraag van eiser afgewezen, omdat hij volgens het college zijn hoofdverblijf niet heeft op de [adres 2] 343a.
1.3
Eiser heeft tegen primair besluit I en II bezwaar gemaakt en hij heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 31 januari 2022 heeft de voorzieningenrechter het verzoek voor wat betreft primair besluit I niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek voor wat betreft primair besluit II afgewezen (ECLI:NL:RBZWB:2022:469).
Op 4 januari 2022 is eiser telefonisch gehoord door het college.
Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaar tegen primair besluit I niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar te laat is ingediend en dit niet verschoonbaar is. Het bezwaar tegen primair besluit II is ongegrond verklaard.
Beroepsgronden
Intrekking en terugvordering
2.1
Eiser voert aan dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Hij heeft op 28 september 2021 contact opgenomen met het college, omdat hij geen bijstand over de maand september 2021 had ontvangen. Toen is hem medegedeeld dat zijn uitkering was ingetrokken en dat hij een nieuwe aanvraag kon doen. Dat heeft hij gedaan en hij was in de veronderstelling dat daarmee een en ander hersteld zou worden. Eiser is er niet van op de hoogte gesteld dat hij rechtsmiddelen kon aanwenden tegen de intrekking. Op 9 november 2021 heeft eiser, op advies van zijn begeleiding bij Amarant, contact opgenomen met zijn gemachtigde. De gemachtigde heeft diezelfde dag nog, en dus met gezwinde spoed, bezwaar gemaakt.
Afwijzing nieuwe aanvraag
2.2
Eiser stelt dat hij zijn hoofdverblijf heeft op de [adres 2] 343a. Hij verbleef eerder voornamelijk in deze woning om te slapen. Hij heeft vervolgens een kookplaat en wasmachine gekocht, maar kon deze niet aansluiten. [naam vriendin] was bereid om zijn was te doen. Daardoor bevond zijn kleding zich grotendeels bij haar op de [adres 1] 104. Verzorgingsproducten bevinden zich wel in zijn woning. Eiser stelt dat hij daar zijn hoofdverblijf heeft, maar dat hij overdag veelvuldig bij [naam vriendin] is. Hij is dan ook van mening dat hem per 28 september 2021 een uitkering moet worden toegekend.
Beoordeling
Intrekking en terugvordering
3.1
De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Primair besluit I dateert van 16 september 2021. De bezwaartermijn liep dus tot en met 28 oktober 2021. Op 9 november 2021 heeft het college een bezwaarschrift van (de gemachtigde van) eiser ontvangen. Daarmee is sprake van een termijnoverschrijding.
3.2
Eiser stelt dat hij op 28 september 2021 bekend is geraakt met primair besluit I, nadat hij contact had opgenomen met het college over het uitblijven van zijn uitkering. Bij een latere ontvangst van een besluit heeft de geadresseerde niet alsnog de volledige bezwaar- of beroepstermijn ter beschikking, maar dient hij zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is, in beginsel binnen twee weken na kennisneming van het besluit, bezwaar te maken of beroep in te stellen (zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 21 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1119).
Eiser heeft na 28 september 2021 tot 9 november 2021 (een periode van zes weken) gewacht met het indienen van een bezwaarschrift. Hij had dit redelijkerwijs eerder kunnen en moeten doen. De stelling dat hij niet wist dat hij rechtsmiddelen kon aanwenden tegen het besluit treft geen doel, omdat hij zich daarover had kunnen laten informeren. Ook had hij, naast het opnieuw aanvragen van bijstand, een voorlopig bezwaar kunnen indienen om de termijn veilig te stellen. Dat hij dit heeft nagelaten, komt voor zijn rekening en risico.
3.3
Nu de bezwaartermijn is overschreden en dit op grond van wat eiser heeft aangevoerd niet verschoonbaar is, heeft het college het bezwaar van eiser tegen primair besluit I terecht niet-ontvankelijk geacht. In zoverre is het beroep naar het oordeel van de rechtbank ongegrond.
Afwijzing nieuwe aanvraag
4.1
Het college heeft de bijstandsuitkering van eiser met primair besluit I ingetrokken, omdat uit onderzoek is gebleken dat hij niet woonde op het door hem opgegeven adres [adres 2] 343a in [plaatsnaam] . Dit adres geeft hij echter weer op bij zijn bijstandsaanvraag van 28 september 2021.
4.2
Indien periodieke bijstand is beëindigd of ingetrokken en de betrokkene een aanvraag indient gericht op het verkrijgen van bijstand met ingang van een later gelegen datum, ligt het op de weg van de aanvrager om aan te tonen dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden in die zin dat hij op dat latere tijdstip wel voldoet aan de voorwaarden voor het recht op bijstand (zie onder meer de uitspraak van de CRvB van 21 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1670). Het is vervolgens aan het bestuursorgaan om in het kader van de onderzoeksplicht de verstrekte inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren.
Voor het antwoord op de vraag waar iemand zijn woonplaats heeft als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Participatiewet, is bepalend de plaats waar hij daadwerkelijk woont dan wel verblijft en waar het centrum van zijn maatschappelijk leven zich bevindt. De vraag waar iemand zijn woonplaats heeft, moet dan ook worden beantwoord aan de hand van concrete feiten en omstandigheden.
4.3
Om te controleren of de situatie gewijzigd is en eiser ten tijde van zijn nieuwe bijstandsaanvraag wel zijn hoofdverblijf had op de [adres 2] 343a, heeft het college eiser uitgenodigd voor een gesprek op 27 oktober 2021. Tijdens dat gesprek heeft eiser verklaard dat hij vaker in zijn woning was. Hij slaapt daar maar overdag is hij bij [naam vriendin] , van ongeveer 12/14 uur tot 23 uur. Zijn computer, spelcomputers en spelletjes zijn bij haar. Volgens eiser heeft hij zelf geen gasfornuis en wasmachine en wast [naam vriendin] zijn kleren. Hij heeft wel een frituurpan, maar die heeft hij nog niet gebruikt. Ook zouden zijn telefoonoplader, tandenborstel en tandpasta in zijn woning liggen.
4.4
Aansluitend aan het gesprek op 27 oktober 2021 heeft een huisbezoek plaatsgevonden. Tijdens het huisbezoek zijn wat meer spullen van eiser aangetroffen in vergelijking met het eerdere huisbezoek op 8 september 2021, zoals een toilettas met verzorgingsartikelen, administratie en een telefoonoplader. In de koelkast werden twee pakjes drinken en in de vriezer enkele pakken snacks aangetroffen. Geconstateerd is dat in de woning van eiser geen boodschappen, kleding of andere persoonlijke spullen aanwezig waren.
Tijdens het huisbezoek verklaarde eiser tegen de woonconsulent dat hij deze woning heeft genomen, omdat hij samen met [naam vriendin] te weinig uitkering kreeg en hierdoor zijn schulden niet kon aflossen. Verder verklaarde hij dat hij overdag bij [naam vriendin] is, waar hij een eigen kamer heeft met zijn gameapparatuur, en in de avond naar zijn eigen woning gaat om te slapen. Over het lage energiegebruik en waterverbruik (0,2 m3 in een periode van bijna zeven weken) heeft eiser verklaard dat hij alleen in de woning is om te slapen en zijn dagelijkse bezigheden bij [naam vriendin] heeft. Er is ook geen ruimte in zijn woning voor zijn grotere spullen, daarom heeft hij bij haar zijn hobbykamer.
Ter zitting bij de voorzieningenrechter heeft eiser desgevraagd meegedeeld dat hij nog steeds geen kooktoestel of magnetron heeft. Hij heeft evenmin een wasmachine of een kledingkast. Aansluitingen voor televisie en internet zou hij een dag later krijgen. Hij slaapt op een slaapbank en er waren tijdens het huisbezoek, anders dan het college stelt, volgens eiser wel dekens en kussens aanwezig.
Tijdens de hoorzitting heeft eiser desgevraagd medegedeeld dat zijn leven zich meer bij [naam vriendin] afspeelt. Hij is inderdaad vaker bij haar dan in zijn eigen studio.
4.5
De hierboven genoemde combinatie van feiten en omstandigheden duidt erop dat het centrum van eisers maatschappelijk leven zich ten tijde van de besluitvorming (nog altijd) op het adres van [naam vriendin] bevond, en niet op de [adres 2] 343a. Alleen slapen in de woning is daarvoor niet voldoende als hij overdag de hele dag bij [naam vriendin] is en daar ook eet en wast – en hij bovendien geen mogelijkheid heeft om dat in zijn eigen woning te doen. In beroep voert eiser wel aan dat hij inmiddels een kookplaat en een wasmachine heeft gekocht, maar dat hij deze niet kon aansluiten. Hieruit blijkt dat deze niet bruikbaar zijn voor hem, zodat dit geen wijziging van de situatie met zich meebrengt. Het enkele gegeven dat er enkele verzorgingsproducten in de woning zijn aangetroffen, is, gelet op de door eiser afgelegde verklaringen en de overige bevindingen, eveneens onvoldoende om aan te kunnen nemen dat eiser zijn hoofdverblijf heeft op de [adres 2] 343a.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier op 25 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.