4.3.Bestreden besluit II.
Het college heeft de bijstandsuitkering van verzoeker eerder ingetrokken toen is geconstateerd dat hij niet woonde op het door hem opgegeven adres [adres verzoeker] in [woonplaats verzoeker].
Indien periodieke bijstand is beëindigd of ingetrokken en de betrokkene een aanvraag indient gericht op het verkrijgen van bijstand met ingang van een later gelegen datum, ligt het op de weg van de aanvrager om aan te tonen dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden in die zin dat hij op dat latere tijdstip wel voldoet aan de voorwaarden voor het recht op bijstand (zie onder meer de uitspraak van de CRvB van 21 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1670). Het is vervolgens aan het bestuursorgaan om in het kader van de onderzoeksplicht de verstrekte inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren. Verzoeker heeft op 28 september 2021 bij het college een nieuwe aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering. Daarbij heeft hij als adres opgegeven [adres verzoeker] in [woonplaats verzoeker] en heeft hij tevens aangegeven dat zijn situatie is gewijzigd, omdat hij nu wel verblijft in zijn eigen woning.
Voor het antwoord op de vraag waar iemand zijn woonplaats heeft als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Participatiewet, is bepalend de plaats waar hij daadwerkelijk woont dan wel verblijft en waar het centrum van zijn maatschappelijk leven zich bevindt. De vraag waar iemand woonplaats heeft moet dan ook worden beantwoord aan de hand van concrete feiten en omstandigheden.
Verzoeker heeft op 27 oktober 2021 tegenover medewerkers van het college het volgende over zijn woonsituatie verklaard:
“
Ik ben nu vaker thuis. Ik slaap gewoon in mijn woning, maar overdag ben ik bij [naam ex-vriendin]. Ik ga tussen 12.00 uur en 14.00 uur naar haar toe en kom laat in de avond rond 23.00 weer thuis. Mijn apparatuur zoals mijn computer, x-box, playstation en spelletjes zijn bij haar. Ik kook zelf niet; ik heb geen gasfornuis en geen wasmachine. Ik was mijn kleding bij [naam ex-vriendin]. Ik heb zaterdag wat kleine boodschappen gehaald zoals drinken en frituur snacks. Ik had nog een frituurpan. Deze heb ik recent schoongemaakt maar nog niet gebruikt. Ik heb wel brood in mijn woning. Ik kom nu van mijn eigen woning naar dit gesprek. Mijn telefoonlader ligt in mijn eigen woning. Mijn tandenborstel en tandpasta liggen ook in mijn eigen woning”.
Aansluitend aan het gesprek op 27 oktober 2021 heeft een huisbezoek op het adres [adres verzoeker] plaatsgevonden. Tijdens het huisbezoek zijn wat meer spullen aangetroffen in vergelijking met het eerdere huisbezoek op 8 september 2021, zoals een toilettas met verzorgingsartikelen, administratie en een telefoonoplader. In de koelkast werden twee pakjes drinken en in de vriezer enkele pakken snacks aangetroffen. Geconstateerd is dat in de woning van verzoeker geen boodschappen, kleding of andere persoonlijke spullen aanwezig waren.
Tijdens het huisbezoek verklaarde verzoeker tegen de woonconsulent dat hij deze woning heeft genomen, omdat hij weinig uitkering kreeg en hierdoor zijn schulden niet kon aflossen. Verder verklaarde hij dat hij overdag bij zijn vriendin is, waar hij een eigen studio heeft met zijn gameapparatuur, en in de avond naar zijn eigen woning gaat om te slapen.
Over het lage energiegebruik en waterverbruik (0,2 m3 in een periode van bijna 7 weken) heeft verzoeker verklaard dat hij alleen in de woning is om te slapen en zijn dagelijkse bezigheden bij [naam ex-vriendin] heeft.
Ter zitting heeft verzoeker desgevraagd meegedeeld dat hij nog steeds geen kooktoestel of magnetron heeft. Hij heeft evenmin een wasmachine of een kledingkast. Morgen krijgt hij aansluitingen voor televisie en internet. Hij slaapt op een slaapbank en er waren, anders dan het college stelt, wel dekens en kussens aanwezig.
Gelet op deze verklaring ter zitting, in samenhang met de andere onderzoeksbevindingen is de rechtbank van oordeel dat het college zich terecht op het standpunt stelt dat verzoeker er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat hij thans daadwerkelijk zijn hoofdverblijf op het opgegeven adres heeft.
Verzoekers eigen verklaringen over zijn verblijf duiden erop dat het centrum van zijn maatschappelijk leven zich niet bevindt op zijn adres, maar op het adres van [naam ex-vriendin].
Verzoeker is immers het grootste deel van de dag in de woning van Van Raak. Daar heeft hij zijn eigen game-kamer met computer, X-box, Playstation en spelletjes, waarmee hij de dag doorkomt. In haar huis kijkt hij televisie, doet hij zijn was en koken en eten zij samen. Dit wordt ook bevestigd door de bevindingen tijdens het huisbezoek op 27 oktober 2021 en het extreem lage energie- en waterverbruik op verzoekers adres.
Het enkele gegeven dat er tijdens het huisbezoek op verzoekers adres enkele verzorgingsproducten, enkele levensmiddelen, wat administratie en zijn telefoonoplader werden aangetroffen, is, gelet op die verklaringen en de overige bevindingen, onvoldoende om aan te kunnen nemen dat eiser daar wel woont.
Het bestreden besluit zal naar verwachting in stand blijven.
Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.