In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 14 juli 2021. De inspecteur had aan belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2020 opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.755. Belanghebbende had bezwaar aangetekend, maar de inspecteur verklaarde dit ongegrond en handhaafde de aanslag. De rechtbank behandelt het beroep en de beroepsgronden van belanghebbende, die stelt dat het Duitse ouderdomspensioen niet in Nederland belast mag worden, omdat dit in strijd zou zijn met de EU-regels over de vrijheid van werknemers. De rechtbank verwerpt dit betoog en stelt dat de verdeling van heffingsbevoegdheden door lidstaten is toegestaan. Daarnaast stelt belanghebbende dat de pensioenuitkering niet geheel in box 1 moet worden belast, omdat de pensioenpremies niet volledig in aftrek zijn gebracht. De rechtbank oordeelt dat de bewijslast bij belanghebbende ligt en dat hij geen bewijs heeft geleverd voor zijn stelling. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat belanghebbende geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.