ECLI:NL:RBZWB:2023:5054

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
BRE-21-5070
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens ontbreken van erfgenaam of gemachtigde in belastingzaak

Op 5 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij het verzet van de belanghebbende niet-ontvankelijk werd verklaard. De zaak betreft een aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2017, waarbij de belanghebbende, vertegenwoordigd door een inmiddels overleden gemachtigde, in beroep was gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had eerder, op 3 juni 2022, het beroep niet-ontvankelijk verklaard vanwege het niet tijdig betalen van het griffierecht.

Na de eerdere uitspraak heeft de belanghebbende verzet ingesteld, maar tijdens de verzetprocedure kwamen meerdere postzendingen retour, wat leidde tot de ontdekking dat de gemachtigde was overleden. De rechtbank heeft geprobeerd contact op te nemen met de erfgenamen en de bevoegd bestuurders van de belanghebbende, maar ontving geen enkele reactie.

Op 22 mei 2023 heeft de rechtbank een bericht in de Staatscourant geplaatst om eventuele belanghebbenden te verzoeken zich te melden, maar ook hierop kwam geen respons. Gezien het ontbreken van een erfgenaam of gemachtigde om de procedure voort te zetten, concludeerde de rechtbank dat het processuele belang aan de beoordeling van het verzet was komen te ontvallen.

De rechtbank heeft daarom het verzet niet-ontvankelijk verklaard, met inachtneming van relevante wetgeving en eerdere jurisprudentie. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in cassatie te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/5070
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juli 2023 op het verzet van
[belanghebbende], te [plaats], belanghebbende,
(gemachtigde: wijlen [gemachtigde]).

1.Inleiding

1.1.
Door de inspecteur van de belastingdienst is de reactie van belanghebbende op de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 17 augustus 2019 doorgezonden aan de rechtbank om als beroep in behandeling te nemen. Het beroep ziet op de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2017 met aanslagnummer [aanslagnummer] en de bij beschikking opgelegde verzuimboete.
1.2.
Bij uitspraak van 3 juni 2022 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard, wegens het niet tijdig betalen van het verschuldigde griffierecht ten bedrage van € 360.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
1.4.
Tijdens de verzetprocedure zijn meerdere postzendingen naar belanghebbende retour gekomen. Uit de door de griffier opgevraagde registratie uit de Gemeentelijk Basisadministratie Persoonsgegevens is gebleken dat de gemachtigde is overleden. Uit de door gemachtigde overgelegde uittreksels uit het handelsregister volgt dat [naam] en [naam] zelfstandig bevoegd bestuurders van belanghebbende zijn. Van deze personen zijn bij de rechtbank geen gegevens bekend. Bij brief van 23 januari 2023 heeft de rechtbank naar het laatst bekende adres van de gemachtigde een brief verzonden waarin de rechtbank aangeeft dat het aan de bevoegd bestuurders dan wel de erfgenamen is om te beslissen of het verzet zal worden ingetrokken of zal worden voortgezet. Ook die brief is retour gekomen omdat die niet is afgehaald. De rechtbank heeft de brief op 8 februari 2023 nogmaals per gewone post aan het laatst bekende adres toegezonden. Op 31 maart 2023 heeft de rechtbank de brief nogmaals per aangetekende post aan het laatst bekende adres toegezonden, zowel ten name van gemachtigde, als ten name van belanghebbende. Elk van deze brieven is retour ontvangen. De rechtbank heeft geen reactie ontvangen.
1.5.
Gelet op het bepaalde in artikel 8:26, tweede lid, van de Awb heeft de rechtbank op 22 mei 2023 een bericht in de Staatscourant geplaatst waarin eventuele belanghebbenden in de onderhavige procedure worden verzocht zich – onder overlegging van een verklaring van erfrecht – binnen drie weken bij de rechtbank te melden ten behoeve van de behandeling van het verzet met zittingsdatum 21 juni 2023. De rechtbank heeft op dit bericht geen reactie ontvangen.

2.Motivering

2.1.
Het ontbreken van een erfgenaam of persoon die is gemachtigd om deze procedure voort te zetten, brengt mee dat het processuele belang aan de beoordeling van het verzet is komen te ontvallen (vgl. Centrale Raad van Beroep, 9 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1771). Het verzet zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.

3.Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 5 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
(De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.)
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.