ECLI:NL:RBZWB:2023:503
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een middelingsbeschikking en de ontvankelijkheid van bezwaar en beroep in belastingzaken
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 januari 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn verzoek om middeling over de jaren 2017 tot en met 2019. De inspecteur had dit bezwaar op 12 oktober 2021 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende niet binnen de wettelijke termijn van zes weken bezwaar heeft gemaakt tegen de middelingsbeschikking, waardoor deze onherroepelijk is komen vast te staan. De rechtbank wijst erop dat er geen gronden zijn aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken, en verklaart het beroep tegen de uitspraak op bezwaar ongegrond.
Daarnaast behandelt de rechtbank het rechtstreeks beroep van de belanghebbende tegen de verminderingsbeschikking van 11 november 2021. De rechtbank oordeelt dat deze verminderingsbeschikking een ambtshalve beslissing betreft die niet voor bezwaar en beroep vatbaar is. De rechtbank wijst erop dat de wettelijke systematiek niet voorziet in bezwaar en beroep tegen onherroepelijk vaststaande middelingsbeschikkingen. De rechtbank concludeert dat het beroep tegen de uitspraak op bezwaar ongegrond is en het beroep tegen de verminderingsbeschikking niet-ontvankelijk is. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.