ECLI:NL:RBZWB:2023:4911

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3639
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een exploitatievergunning voor een terras door de burgemeester van Sluis

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 juli 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een exploitatievergunning voor een terras beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.M. Breukers, had een aanvraag ingediend voor een terras op een locatie in Sluis, maar deze aanvraag werd afgewezen door de burgemeester op 16 december 2021. De burgemeester handhaafde deze afwijzing in een bestreden besluit van 14 juni 2022. De rechtbank behandelt het beroep en onderzoekt of er sprake is van misbruik van recht, aangezien eiseres na een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 1 september 2021, een nieuwe aanvraag indiende voor een terras dat al aan een derde partij was vergund. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van kwade trouw en dat het beroep ontvankelijk is.

Vervolgens beoordeelt de rechtbank de inhoudelijke gronden van het beroep. Eiseres stelt dat de vergunning van de burgemeester voor de derde partij voor bepaalde tijd was verleend en dat deze was vervallen op het moment van de uitspraak van de Afdeling. De rechtbank oordeelt echter dat de burgemeester de aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen, omdat er al een exploitatievergunning was verleend aan de derde partij. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen griffierecht terugkrijgt en ook geen proceskosten vergoed krijgt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3639 HOREC

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.M. Breukers),
en

De burgemeester van de gemeente Sluis, de burgemeester

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[naam belanghebbende], uit [plaatsnaam] , belanghebbende
(gemachtigde: mr. K.M. Moeliker).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een exploitatievergunning [1] voor een terras op het [adres] in [plaatsnaam] .
1.1.
De burgemeester heeft deze aanvraag met het besluit van 16 december 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 14 juni 2022 op het bezwaar van eiseres is de burgemeester bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Belanghebbende heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 15 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2] en de gemachtigde, de gemachtigde van de burgemeester en de gemachtigde van belanghebbende.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres exploiteert onder de naam [naam bedrijf] een winkel aan het [adres] 5 in [plaatsnaam] , waarin onder meer strand-, cadeau- en woondecoratieartikelen worden verkocht. Belanghebbende exploiteert schuin tegenover de winkel van eiseres aan het [adres] 3 een pannenkoekenhuis.
2.1.
Bij besluit van 21 juni 2019 heeft de burgemeester een exploitatievergunning verleend aan belanghebbende voor bepaalde tijd voor een terras van 29 m2 achter de zogenoemde looplijn (terras 2). De vergunning is geldig totdat er in de procedure tegen de vergunning van eiseres een onherroepelijke uitspraak ligt van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling).
2.2.
De Afdeling heeft op 1 september 2021 uitspraak [2] gedaan op het hoger beroep van eiseres en belanghebbende tegen het besluit van de burgemeester van 19 juni 2020. Bij dat besluit is aan eiseres een exploitatievergunning verleend voor ondersteunende horeca-activiteiten ten behoeve van klanten van de winkel met inbegrip van een terras van 30 m². De beroepen zijn gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen zijn in stand gelaten. Dit betekent dat eiseres beschikt over een definitieve exploitatievergunning voor een terras van 30 m².
In de uitspraak geeft de Afdeling aan dat zij op verzoek van partijen het geschil finaal beslecht. De Afdeling heeft daarom ook een oordeel gegeven over de vergunning die aan belanghebbende is verleend. De totale oppervlakte van de aan haar vergunde terrassen 1 en 2 beslaat 52 m². Naar het oordeel van de Afdeling heeft de burgemeester in redelijkheid kunnen kiezen voor deze verdeling van de terrassen. Daarbij heeft de Afdeling overwogen dat eiseres en belanghebbende verschillende ondernemingen exploiteren en het redelijk is dat belanghebbende als horecaonderneming een beduidend groter terras mag exploiteren dan eiseres, die een winkel heeft met daaraan ondergeschikte horeca-activiteiten. De locatie en vorm van het terras van eiseres wordt redelijk geacht. Het terras sluit bovendien overeenkomstig een van de uitgangspunten van het Terrassenbeleid, direct aan op de voorgevel van het pand van eiseres. Verder is in het verleden de omvang van het terras voor de gevel van belanghebbende beperkt om tegemoet te komen aan het bezwaar van eiseres dat haar winkel zichtbaar moest zijn. De burgemeester mocht er voor kiezen om het terras aan de overzijde van de looplijn te vergunnen aan belanghebbende. Gezien de specifieke ligging van dit terras en de haakse hoek waarin de panden ten opzichte van elkaar zijn gelegen, valt niet in te zien dat sprake is van strijd met het Terrassenbeleid, zo oordeelt de Afdeling.
2.3.
Op dezelfde dag dat de Afdeling uitspraak heeft gedaan, 1 september 2021, heeft eiseres een nieuwe aanvraag ingediend voor een exploitatievergunning voor een tweede terras op het [adres] , op exact dezelfde locatie als terras 2 van belanghebbende.
2.4.
Bij besluit van 16 december 2021 (primair besluit) heeft de burgemeester deze aanvraag afgewezen, omdat dit terras al is vergund aan belanghebbende. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
2.5.
In de uitspraak [3] van deze rechtbank van 7 januari 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat de motivering die de burgemeester hanteert om de vergunning van belanghebbende voor terras 2 voor bepaalde tijd in plaats van onbepaalde tijd te verlenen onvoldoende draagkrachtig is. Het besluit, voor zover het ziet op de verlening van de vergunning voor bepaalde tijd aan belanghebbende, kan op grond van het motiveringsgebrek niet in stand blijven en is door de rechtbank vernietigd. Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld.
2.6.
Bij besluit 21 maart 2022 heeft de burgemeester, uitvoering gevend aan de uitspraak van de rechtbank, de exploitatievergunning van belanghebbende voor terras 2 met onmiddellijke ingang omgezet van bepaalde naar onbepaalde tijd.
2.7.
Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Daartoe heeft de burgemeester overwogen dat er ten tijde van de aanvraag van eiseres al een exploitatievergunning was verleend aan belanghebbende voor terras 2. Daarom kon de burgemeester geen exploitatievergunning verlenen aan eiseres.

Beoordeling door de rechtbank

Ambtshalve: misbruik van recht?
3. Voordat de rechtbank kan toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep moet de rechtbank eerst uit eigen beweging (ambtshalve) beoordelen of het beroep ontvankelijk is. Een beroep is onder meer niet-ontvankelijk als sprake is van misbruik van recht [4] .
3.1.
Op grond van artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek (BW), gelezen in verbinding met artikel 3:15 van het BW, kan de bevoegdheid om bij de bestuursrechter beroep in te stellen niet worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt. Deze artikelen verzetten zich tegen inhoudelijke behandeling van een bij de bestuursrechter ingesteld beroep dat misbruik van recht behelst. Ze bieden een wettelijke grondslag voor niet-ontvankelijkverklaring van een zodanig beroep. Daartoe zijn zwaarwichtige gronden vereist, die onder meer aanwezig zijn indien rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij zijn gegeven, dat het aanwenden van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw.
3.2.
Ter zitting is gesproken over de vraag of eiseres misbruik van recht heeft gemaakt. Zij heeft, na een jarenlange juridische strijd over de terrassen op het [adres] , ingestemd met finale geschilbeslechting door de Afdeling. Op de dag van de uitspraak van de Afdeling heeft zij echter een nieuwe aanvraag ingediend voor het terras van belanghebbende. Daaruit zou kunnen worden afgeleid dat eiseres het eindoordeel van de Afdeling, voor zover het terras 2 betreft, naast zich neer wilde leggen en het geschil opnieuw wilde starten.
Ter zitting is van de zijde van eiseres verklaard dat zij ervan uitging dat de Afdeling alleen een eindoordeel zou geven over haar eigen terras, en niet ook over dat van belanghebbende. Volgens de gemachtigden van de burgemeester en belanghebbende was echter volstrekt helder dat de Afdeling het gehele geschil over de terrassenverdeling definitief zou beslechten.
Naar het oordeel van de rechtbank zou de Afdeling niet over finale geschilbeslechting hebben gesproken als zij alleen het terras van eiseres zou bedoelen. Zij geeft immers als hoger beroepsrechter per definitie een eindoordeel over het aan haar voorliggende besluit. De rechtbank kan echter niet uitsluiten dat eiseres de bedoeling echt niet heeft begrepen en dus is geen sprake van kwade trouw. Er is geen sprake van misbruik van recht en het beroep is ontvankelijk.
Inhoudelijk: is de vergunning op goede gronden geweigerd?
4. De rechtbank beoordeelt de weigering van de exploitatievergunning aan eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4.1.
Eiseres voert aan dat de vergunning van 21 juni 2019 aan belanghebbende voor bepaalde tijd was verleend en eindigde met de uitspraak van de Afdeling van 1 september 2021. Op 21 maart 2022 heeft de burgemeester pas een vergunning verleend aan belanghebbende voor onbepaalde tijd. Volgens eiseres was er in de periode tussen 1 september 2021 en 21 maart 2022 geen vergunning voor terras 2. De burgemeester kon de vergunning dan ook niet om die reden aan eiseres weigeren. Daarom is in bezwaar ook ten onrechte niet ingegaan op de argumenten van eiseres met betrekking tot het schaarse karakter van deze exploitatievergunning. Eiseres blijft van mening dat zij, uitgaande van het geldende Terrassenbeleid, meer aanspraak kan maken op een terras op de betreffende locatie dan belanghebbende. De locatie ligt immers binnen de pandbreedte van haar pand (zoals het beleid voorschrijft) en niet binnen de pandbreedte van belanghebbende. De burgemeester had conform het beleid moeten beslissen dat de vergunning aan eiseres werd verleend, zo stelt zij.
4.2.
Belanghebbende stelt dat de formulering in het besluit van 21 juni 2019 wellicht wat ongelukkig is gekozen, maar dat duidelijk is dat de burgemeester bedoelde dat de terrasvergunning van belanghebbende in ieder geval niet zou expireren totdat hij, naar aanleiding van de onherroepelijke uitspraak van de Afdeling, een nieuw besluit over de vergunning van belanghebbende zou hebben genomen.
5. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5.1.
In haar uitspraak van 7 januari 2022 heeft de rechtbank als volgt overwogen:

Onbepaalde of bepaalde tijd
5.5
Op grond van artikel 1:7, eerste lid, van de APV wordt een vergunning in beginsel voor onbepaalde tijd verleend. De burgemeester heeft beoordelingsruimte en kan hiervan afwijken, maar in dat geval geldt een verzwaarde motiveringsplicht. Op de zitting heeft de burgemeester toegelicht dat in de praktijk ook het uitgangspunt is dat vergunningen voor onbepaalde tijd worden verleend. In deze specifieke casus heeft de burgemeester de vergunning voor bepaalde tijd verleend, omdat partijen in een conflictsituatie verkeren en er gerechtelijke procedures lopen waarvan de uitkomst onzeker is.
Pas als er duidelijkheid is, zal de burgemeester een definitieve keuze maken. (cursivering en onderstreping rechtbank)”
Hiermee heeft de rechtbank al aangegeven dat zij niet het standpunt van eiseres volgt, dat de vergunning van belanghebbende van 21 juni 2019 voor bepaalde tijd, op de uitspraakdatum van 1 september 2021 van rechtswege is komen te vervallen. De rechtbank heeft geen aanleiding om daar nu anders over te oordelen.
5.2.
De lezing van eiseres van het besluit van 21 juni 2019 is een wel heel letterlijke lezing, die niet past bij de strekking van de uitspraak van de Afdeling en de bedoeling van de burgemeester. Naar het oordeel van de rechtbank is evident dat de burgemeester bedoelde dat hij de beschikbare terrasruimte op het [adres] pas definitief zou verdelen op het moment dat de uitspraak van de Afdeling, waarbij het gehele geschil definitief zou worden beslecht, er lag. De burgemeester moest nog wel de gelegenheid krijgen om het door de Afdeling gegeven eindoordeel te formaliseren en uitvoering te geven aan die uitspraak. Dat heeft de burgemeester ook gedaan.
5.3.
Dit betekent dat de burgemeester de aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen. Aan een bespreking van de overige beroepsgronden wordt daarom niet toegekomen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 12 juli 2023 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 2.28 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Sluis (de APV).
4.AbRS 16 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1636.