ECLI:NL:RBZWB:2023:4630

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 22_1511
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van re-integratieverplichtingen in het kader van WIA-uitkering en de rol van UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juni 2023, wordt het beroep van eiseres tegen een besluit van het UWV beoordeeld. Eiseres, werkzaam als hoger veiligheidskundige, had zich op 5 maart 2019 ziek gemeld en verzocht om een WIA-uitkering. Het UWV had op 20 april 2021 geoordeeld dat zowel de werkgever als eiseres voldoende re-integratie-inspanningen hadden verricht. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, wat leidde tot een hoorzitting op 21 maart 2023. De rechtbank oordeelt dat het UWV op goede gronden heeft besloten dat de werkgever aan zijn re-integratieverplichtingen heeft voldaan. De rechtbank concludeert dat er geen bewijs is dat de situatie van eiseres, waarin zij geen benutbare mogelijkheden had, te wijten was aan een ontoereikende sociaal-medische begeleiding. De rechtbank wijst het beroep van eiseres af, waardoor het besluit van het UWV in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1511 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.A.J. van Putten),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV (gemachtigde: mr. H.M. van Gent).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het UWV waarin is geoordeeld dat werkgever en eiseres voldoende re-integratie inspanningen hebben verricht.
Op 20 april 2021 heeft het UWV (onder meer) besloten dat er voldoende re-integratie inspanningen verricht zijn. Met het bestreden besluit van 1 februari 2022 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij dit besluit gebleven.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.
Het onderzoek ter zitting is geschorst om partijen in de gelegenheid te stellen tot een schikking te komen. Nadat partijen de rechtbank hebben bericht dat geen overeenstemming kon worden bereikt, is het onderzoek ter zitting met instemming van partijen gesloten op
15 juni 2023

Totstandkoming van het bestreden besluit

1. Eiseres was werkzaam als hoger veiligheidskundige voor 36 uur per week bij [naam werkgever 1] (werkgever). Eiseres verdeelde haar arbeidsuren over drie [naam bedrijf] : [naam werkgever 1] (12 uur), [naam werkgever 2] (12 uur) en [naam werkgever 3] (12 uur).
1.1.
Op 18 februari 2019 heeft eiseres zich gemeld bij bedrijfsarts [naam bedrijfsarts] (de bedrijfsarts) en op 5 maart 2019 heeft zij zich volledig ziek gemeld. Vanaf 12 maart 2019 heeft eiseres regelmatig gesproken met de bedrijfsarts. Hij heeft ook informatie opgevraagd bij de huisarts en psycholoog van eiseres. De bedrijfsarts heeft eiseres steeds arbeidsongeschikt geacht met nog onduidelijk zicht op herstel. De behandeling was nog niet in gang gezet en een arbeidsconflict tussen eiseres en de werkgever vormde een complicerende factor. Werkgever en eiseres hebben plannen van aanpak ondertekend waarin is opgenomen dat de adviezen van de bedrijfsarts opgevolgd worden.
1.2.
In november 2019 heeft de bedrijfsarts een contactverbod opgelegd tussen eiseres en werkgever. Eiseres heeft in de periode daarvoor meermaals aangegeven dat zij verergering van haar klachten ervaarde door gesprekken met de werkgever over re-integratie. De huisarts heeft dat aan de bedrijfsarts bevestigd. In mei 2020 is het contactverbod weer opgeheven, na overleg hierover met de werkgever, eiseres en de huisarts, omdat eiseres nog open stond voor werkhervatting. De behandeling was op dat moment in gang gezet, maar het was nog te vroeg om uitspraken te doen over mogelijk herstel. Na de opheffing van het contactverbod is het arbeidsconflict verergerd. Daardoor is de behandeling en het herstel van eiseres in een impasse geraakt. Op 17 juni 2020 heeft de bedrijfsarts eiseres en de werkgever geadviseerd met elkaar in gesprek te gaan om de impasse te doorbreken. Dat laatste is niet gelukt.
1.3.
Op 10 december 2020 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd en in een begeleidende brief opgeschreven waarom zij vindt dat de werkgever niet aan zijn re-integratieverplichtingen heeft voldaan. De bedrijfsarts heeft een actueel oordeel gegeven en medische informatie verstrekt. De werkgever heeft een eenzijdige eerstejaars evaluatie opgesteld. Daarnaast zijn de probleemanalyse, de plannen van aanpak en de eindevaluatie overgelegd.
1.4.
Op 14 januari 2021 is arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] op basis van het dossier en een gesprek met eiseres tot de conclusie gekomen dat geen sprake is van een bevredigend re-integratieresultaat en dat onderzoek door de verzekeringsarts nodig is, omdat de bedrijfsarts heeft aangegeven dat er geen benutbare mogelijkheden zijn. Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] concludeert na onderzoek dat eiseres inderdaad geen benutbare mogelijkheden heeft vanwege haar persoonlijk en sociaal functioneren. Er is sprake van PTSS en heupdysplasie links. Daarnaast vermoedt de primaire verzekeringsarts dat bij eiseres sprake is van een persoonlijkheidsstoornis (cluster B). Zij heeft vervolgens geconcludeerd dat de bedrijfsarts er terecht van uitgegaan is dat er geen mogelijkheid was tot re-integratie.
1.5.
In het primaire besluit van 20 april 2021 heeft het UWV onder meer besloten dat werkgever en eiseres aan hun re-integratieverplichtingen hebben voldaan. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. In bezwaar heeft een hoorzitting plaatsgevonden en heeft de verzekeringsarts bezwaar & beroep [naam verzekeringsarts b&b] (verzekeringsarts b&b) onderzoek gedaan. Hij is daarbij tot de conclusie gekomen dat niet goed te onderbouwen is dat de situatie van geen benutbare mogelijkheden toe te schrijven is aan het ontbreken van de juiste sociaal-medische begeleiding. Het UWV heeft daarna het bestreden besluit genomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het UWV op goede gronden heeft besloten dat de werkgever aan zijn re-integratieverplichtingen heeft voldaan. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft eiseres een procesbelang?
4. Het gevolg van het niet nakomen van de re-integratieverplichtingen is een loonsanctie. Eiseres kan met dit beroep niet meer bereiken dat alsnog een loonsanctie aan de werkgever wordt opgelegd, omdat de wachttijd voor de WIA is verstreken. [1] Dat neemt naar het oordeel van de rechtbank echter niet weg dat eiseres belang heeft bij een beoordeling van het besluit van het UWV. Met het oog op een mogelijke aanspraak op schadevergoeding (richting de werkgever en/of richting het UWV) heeft eiseres een belang bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit. [2]
Is sprake van een eerlijke procesgang in beroep?
5. Volgens eiseres is er in deze beroepsprocedure geen sprake geweest van een eerlijke procesgang. Zij betoogt dat het UWV niet het volledige dossier heeft overgelegd, waardoor zijzelf, alsook de rechtbank, niet over het volledige procesdossier beschikt. Daarnaast betoogt eiseres dat de zitting van 21 maart 2023 te eenzijdig is geweest omdat het UWV de meeste vragen van de rechtbank niet kon beantwoorden. Eiseres is daarentegen volledig uitgehoord door de rechtbank en heeft op die manier (noodgedwongen) haar hele ‘hebben en houden’ op tafel gelegd. Omdat vervolgens de zaak is aangehouden om te proberen een schikking te treffen, was het UWV door alle op zitting van eiseres verkregen informatie in staat hier langere tijd over na te denken en pas in haar brief over de schikkingsonderhandelingen inhoudelijk te reageren. Eiseres moest daarentegen wel meteen antwoord geven op de zitting. Het UWV heeft uiteindelijk geen schikkingspoging ondernomen.
5.1.
Het UWV moet de op de zaak betrekking hebbende stukken toezenden aan de rechtbank. [3] Daarmee wordt gewaarborgd dat de rechtbank volledig is voorgelicht. Stukken die op de zaak betrekking hebben zijn in ieder geval de stukken die relevant kunnen zijn voor de rechtbank om tot een uitspraak te komen en die een rol hebben gespeeld bij de besluitvorming van het UWV. Ook relevante medische stukken moeten (zonder toestemming van eiseres) worden toegezonden. Het UWV is niet verplicht om álle stukken die op de van toepassing zijn op eiseres aan de bestuursrechter te zenden, maar moet enkel die stukken toesturen die van belang kunnen zijn voor de uitspraak. [4] Eiseres heeft niet onderbouwd welke concrete stukken volgens haar ontbreken. Alle stukken die hebben geleid tot de besluitvorming van het UWV, waaronder alle stukken waar de verzekeringsarts b&b zijn rapportage op gebaseerd heeft, zitten (inmiddels) in het dossier. Naar het oordeel van de rechtbank is het dossier compleet.
5.2.
Op de zitting van 21 maart 2023 heeft een uitvoerige behandeling van de zaak plaatsgevonden. De behandeling heeft de geplande duur van een uur ruim overschreden. Tijdens de behandeling heeft de rechtbank zowel het UWV als eiseres de vragen gesteld die zij nog had naar aanleiding van de bestudering van het dossier. Deze werkwijze is aan het begin van de zitting besproken. Op de zitting is hoor en wederhoor toegepast: partijen mochten steeds op elkaar reageren. Tegen het einde van de zitting heeft de rechtbank de mogelijkheid van een schikking besproken. Partijen hebben gebruikgemaakt van de mogelijkheid om het onderzoek ter zitting te schorsen zodat zij een schikking konden beproeven. Dat partijen uiteindelijk geen schikking hebben bereikt en wat daar de reden van is, ligt hier niet ter toetsing voor. Partijen kunnen niet worden verplicht om een schikking te treffen. Naar het oordeel van de rechtbank is met deze gang van zaken geen sprake van een oneerlijke procesgang.
Omvang van het geding
6. Het beroep richt zich niet tegen het besluit tot toekenning van een WIA-uitkering aan eiseres. Evenmin keert eiseres zich tegen de beslissing van het UWV om aan de werkgever geen loonsanctie op te leggen, zo heeft eiseres ter zitting bevestigd.
Het inhoudelijke geschil is beperkt tot de vraag of het UWV terecht heeft besloten dat de werkgever aan zijn re-integratieverplichtingen heeft voldaan. De periode in geding loopt daarmee vanaf de datum van ziekmelding (5 maart 2019) tot en met de dag van de WIA-aanvraag (10 december 2020). Het geding spitst zich meer specifiek toe op de eerste drie maanden na de ziekmelding, omdat er toen volgens eiseres mogelijkheden waren tot re-integratie, die volgens haar ten onrechte niet zijn benut.
Beoordeling re-integratieverplichtingen
7. Eiseres heeft aangevoerd dat de passage inzake voldoende re-integratieverplichtingen niet thuishoort in de bestreden beslissing. Volgens eiseres moet deze passage geschrapt worden uit het bestreden beslissing.
Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat er een oordeel dient te worden gegeven over de re-integratie inspanningen omdat anders niet aan een medisch-arbeidsdeskundige beoordeling van de WIA-aanspraken per einde wachttijd kan worden toegekomen.
8. De rechtbank is van oordeel dat uit artikel 65 WIA in samenhang gezien met artikel 25 WIA volgt dat het standpunt van het UWV juist is. De beroepsgrond van eiseres slaagt niet.
Beoordelingskader re-integratieverplichtingen
9. Het UWV beoordeelt of voldoende re-integratie zijn verricht aan de hand van de vraag of werkgever en werknemer in redelijkheid hebben kunnen komen tot de re-integratie inspanningen die zijn verricht. [5] Het UWV heeft die beoordeling nader ingevuld met de Beleidsregels beoordelingskader Poortwachter (Beleidsregels). Daarnaast hanteert het UWV de Werkwijzer Poortwachter. [6] Van de werkgever en werknemer worden geen re-integratie-inspanningen meer verlangd wanneer de werknemer geen mogelijkheden meer heeft tot het verrichten van arbeid (‘geen benutbare mogelijkheden’). Dit is een medische beoordeling die behoort tot het domein van bedrijfsarts en de verzekeringsarts. De bedrijfsarts begeleidt bij ziekte, beoordeelt de mogelijkheden om te functioneren en adviseert over de re-integratie. [7] Wanneer, zoals in dit geval, naast arbeidsongeschiktheid sprake is van een arbeidsconflict, heeft de bedrijfsarts ook een adviserende rol in het conflict. [8] De verzekeringsarts van het UWV beoordeelt of de sociaal-medische begeleiding door de bedrijfsarts adequaat is geweest. [9]
9.1.
De rechtbank heeft te beoordelen o of het UWV op basis van de bevindingen van de verzekeringsarts b&b tot de conclusie heeft mogen komen dat de werkgever aan zijn re-integratieverplichtingen heeft voldaan, omdat niet te onderbouwen is dat de situatie van geen benutbare mogelijkheden is toe te schrijven aan een ontoereikende sociaal medische begeleiding. Volgens eiseres kon het UWV niet tot die conclusie komen, zowel vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid (de verzekeringsarts heeft volgens haar geen zorgvuldig onderzoek verricht) als vanuit inhoudelijk oogpunt (er waren volgens eiseres wel benutbare mogelijkheden in de eerste paar maanden na de ziekmelding). De rechtbank gaat hierna op deze twee beroepsgronden in.
Heeft de verzekeringsarts b&b zorgvuldig onderzoek gedaan?
10. Eiseres betoogt dat de rapportage van de verzekeringsarts b&b op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Volgens eiseres bevat de decursus (dat wil zeggen de verslaglegging) van de bedrijfsarts feitelijke onjuistheden en zijn er zaken verwijderd uit het dossier. Zo komt hieruit onvoldoende naar voren wat eiseres heeft ondernomen tijdens en na het doorlopen van de interne klachtenprocedure, dat de Landelijke Klachtencommissie Ongewenst Gedrag voor de Decentrale Overheid (de LKOG) de klacht van eiseres gegrond verklaard heeft en dat de werkgever daar niet adequaat op heeft gereageerd. De verzekeringsarts b&b heeft dit niet onderkend. Ook is niet onderkend dat eiseres de probleemanalyse nooit gezien en ondertekend heeft en dat haar hierdoor de mogelijkheid is ontnomen om er adequaat op te reageren. De verzekeringsarts b&b is volgens eiseres selectief geweest in het bestuderen van het dossier, waardoor zij twijfelt aan zijn onpartijdigheid. Ook is de inhoud van de rapportage van de primaire verzekeringsarts (een arts in opleiding tot specialist: AIOS) te gemakkelijk overgenomen, terwijl ook deze rapportage gebreken vertoont. De hoorzitting in bezwaar was gebrekkig, alsook de verslaglegging ervan. De verzekeringsarts b&b heeft zich niet vergewist van de medische toestand van eiseres op dat moment. Het UWV heeft het re-integratieverslag niet onderzocht omdat er geen benutbare mogelijkheden zouden zijn. Daarmee kan hij onmogelijk tot de conclusie komen dat de werkgever aan zijn re-integratieverplichtingen heeft voldaan.
10.1.
De rechtbank stelt voorop dat zij zich in deze zaak als bestuursrechter niet heeft uit te spreken over privaatrechtelijke zaken zoals het gestelde pestgedrag en de eventuele aansprakelijkheid van de werkgever dienaangaande. De rechtbank toetst alleen het bestreden besluit van het UWV, aan de hand van het beoordelingskader zoals neergelegd onder punt 9 en 9.1.
10.2.
Naar het oordeel van de rechtbank geeft de rapportage van de verzekeringsarts b&b blijk van een zorgvuldig onderzoek. Dat de probleemanalyse bij eiseres niet bekend was, neemt niet weg dat zij wel ruimschoots bekend was met de inhoud hiervan: zij had zeer regelmatig contact met de bedrijfsarts en alle plannen van aanpak heeft zij wel ondertekend.
De verzekeringsarts b&b heeft uitgebreid uiteengezet welk onderzoek hij heeft gedaan. Hij heeft eiseres op de hoorzitting gezien en heeft het dossier bestudeerd, waaronder de brief van eiseres bij de WIA-aanvraag, de in het dossier aanwezige e-mailberichten, de decursus van de bedrijfsarts, de rapportage van de primaire verzekeringsarts, de rapportages vanuit de behandelaren van eiseres en de rapportage in het kader van het deskundigenoordeel. De verzekeringsarts b&b heeft het verloop van de situatie geschetst en aan de hand daarvan heeft hij, conform de Werkwijzer Poortwachter, de volgende vragen beantwoord:
(1) Is de situatie van geen benutbare mogelijkheden toe te schrijven aan het ontbreken van de juiste sociaal-medische begeleiding?
(2) Zou door adequatere begeleiding daadwerkelijk een andere belastbaarheid met re-integratiemogelijkheden zijn geweest? En
(3) Is de situatie van geen benutbare mogelijkheden op te heffen door het inzetten van de tot nu toe ontbrekende begeleiding?
In zijn rapportage heeft de verzekeringsarts b&b uitgelegd wat zijn antwoorden zijn op die vragen en waarom. De verzekeringsarts b&b beantwoordt de vragen ontkennend en is daarbij uitgebreid ingegaan op de acties van de bedrijfsarts: de vele gesprekken met eiseres, de contacten met de behandelend sector, alle terugkoppelingen hiervan aan beide partijen, en het contactverbod (mede ingegeven door eiseres). Hij concludeert dat niet goed te onderbouwen is dat de bedrijfsarts het anders had kunnen of moeten doen. Het dossier bevat de volledige decursus van de bedrijfsarts en daarin is het oordeel van de LKOG samengevat. Het oordeel van de LKOG zelf heeft eiseres niet overgelegd. Dat de verzekeringsarts b&b eiseres niet volgt in haar eigen conclusies, betekent niet dat hij niet alle relevante informatie heeft meegewogen. De verzekeringsarts b&b moest beoordelen wat de situatie van eiseres was in de periode in geding, niet in de periode rondom de hoorzitting. Eiseres heeft verder niet concreet onderbouwd waar het de (verslaglegging van de) hoorzitting aan ontbreekt.
Is er twijfel aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts?
11. Eiseres kan zich inhoudelijk niet vinden in de overwegingen van de verzekeringsarts b&b. Zij betoogt dat zij in de eerste drie maanden na ziekmelding 10 uur had kunnen werken bij de andere twee [naam bedrijf] , zodat er wel re-integratiemogelijkheden waren, die de werkgever niet heeft benut.
11.1.
De bedrijfsarts heeft een zekere professionele marge als het om de sociaal medische begeleiding gaat. Het UWV beoordeelt of de bedrijfsarts op basis van de op dat moment bekende feiten en omstandigheden redelijk heeft geoordeeld en gehandeld. [10] De rechtbank kan de conclusies van de verzekeringsarts b&b daarover volgen. Uit de gespreksverslagen van de bedrijfsarts in de eerste drie maanden na ziekmelding (5 maart 2019 tot en met 5 juni 2019) blijkt het volgende. Al bij het eerste gesprek na de ziekmelding benoemde eiseres dat sprake was van ernstige klachten. De gesprekken met de bedrijfsarts gingen in deze periode enkel over het ontstaan van de klachten, de diagnose en de klachtenprocedures. Bij ziekmelding was de interne klachtenprocedure nog in volle gang. Op 13 mei 2019 is eiseres gestart met gesprekken bij de psycholoog. Eind mei 2019 ging de LOKG met de klacht van eiseres aan de slag. Uit de gespreksverslagen van de bedrijfsarts van 17 april 2019 en 5 juni 2019 blijkt dat eiseres in de gesprekken heeft aangegeven dat zij niet in staat was om gesprekken te voeren met de werkgever vanwege het arbeidsconflict en het effect daarvan op haar. Dat de bedrijfsarts in eerste instantie heeft ingezet op het voorkomen van verergering/het oplossen van het arbeidsconflict, in plaats van re-integratie bij de andere [naam bedrijf] , kan de rechtbank begrijpen, gezien het hiervoor geschetste verloop. Eiseres heeft haar stelling, dat zij in staat was om in de eerste drie maanden na ziekmelding 10 uur te werken, bovendien niet met (medische) stukken onderbouwd.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV op basis van de bevindingen van de verzekeringsarts b&b tot de conclusie mogen komen dat de werkgever aan zijn re-integratieverplichtingen heeft voldaan, omdat niet te onderbouwen is dat de situatie van geen benutbare mogelijkheden is toe te schrijven aan een ontoereikende sociaal medische begeleiding. De beroepsgrond slaagt niet.
Is er aanleiding om een deskundige te benoemen?
12. Eiseres heeft een beroep gedaan op het arrest Korošec en heeft de rechtbank verzocht om vanwege de door haar genoemde discrepanties (samengevat onder punt 10) een onafhankelijke deskundige te benoemen. [11] De rechtbank wijst het verzoek van eiseres af. Zij ziet geen aanleiding voor het oordeel dat eiseres onvoldoende ruimte heeft gehad om medische stukken (een contra-expertise) in te dienen ter onderbouwing van haar standpunt. Eiseres heeft er voor gekozen om zelf op de medische beoordeling te reageren, in plaats van een medische contra-expertise te overleggen. De verzekeringsarts b&b heeft, zoals uiteengezet onder punt 10.2, inzichtelijk alle voorhanden zijnde (medische) informatie bij zijn beoordeling betrokken, zodat deze door de rechtbank kan worden getoetst. Zoals is overwogen onder punt 11.1, is er bij de rechtbank ook geen twijfel gerezen over de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts b&b. Het UWV heeft op goede gronden vastgesteld dat de werkgever aan zijn re-integratieverplichtingen heeft voldaan.

Conclusie en gevolgen

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen als voorzitter en mr. V.M. Schotanus en mr. P.B. van Onzenoort als leden, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier, op
30 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:42
1. Binnen vier weken na de dag van verzending van de gronden van het beroepschrift aan het bestuursorgaan zendt dit de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de bestuursrechter en kan het een verweerschrift indienen. Indien de bestuursrechter om een verweerschrift heeft verzocht, dient het bestuursorgaan binnen vier weken een verweerschrift in.

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

Artikel 25. Reïntegratieverplichtingen en verplichte loondoorbetaling werkgever
(…)
9. Indien bij de behandeling van de aanvraag, bedoeld in artikel 64 en de beoordeling, bedoeld in artikel 65 blijkt dat de werkgever zonder deugdelijke grond zijn verplichtingen op grond van het eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid dan wel de krachtens het zevende lid gestelde regels niet of niet volledig nakomt of onvoldoende reïntegratie-inspanningen heeft verricht, verlengt het UWV het tijdvak gedurende welke de verzekerde jegens die werkgever recht heeft op loon op grond van artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dan wel aanspraak op bezoldiging op grond van artikel 76a, eerste lid, van de Ziektewet, opdat de werkgever zijn tekortkoming ten aanzien van de bedoelde verplichtingen of reïntegratie-inspanningen kan herstellen. De verlenging bedoeld in de eerste zin, is ten hoogste 52 weken. Indien op het moment van verlenging van het tijdvak, bedoeld in de eerste zin, recht bestaat op verlof op grond van artikel 3:1, van de Wet arbeid en zorg, vangt het verlengde tijdvak aan met ingang van de dag waarop dat verlof eindigt. Indien tijdens het verlengde tijdvak, bedoeld in de eerste zin, recht ontstaat op verlof als bedoeld in de derde zin, wordt het tijdvak onderbroken voor de duur van dat verlof.
(…)
11. Verlenging van het tijdvak als bedoeld in het negende lid vindt niet plaats indien het UWV de beschikking omtrent de toepassing van het negende lid niet geeft voor de afloop van de wachttijd, bedoeld in artikel 23, of indien toepassing is gegeven aan artikel 24 van deze wet dan wel aan het artikel 629 lid 11, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, of artikel 76a, zesde lid, onderdeel a, van de Ziektewet, voor afloop van het verlengde tijdvak.
(…)
Artikel 65. Reïntegratieverslag bij aanvraag
De aanvraag voor een uitkering op grond van deze wet gaat vergezeld van een reïntegratieverslag als bedoeld in artikel 25, derde lid. De eerste zin is niet van toepassing voorzover artikel 26, eerste lid, toepassing vindt. Het UWV beoordeelt of de werkgever en de verzekerde dan wel de eigenrisicodrager, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Ziektewet en de personen, bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdelen a, b en c, van die wet, die laatstelijk tot hem in dienstbetrekking stonden in redelijkheid hebben kunnen komen tot de reïntegratie-inspanningen, die zijn verricht.
Beleidsregels beoordelingskader Poortwachter
(…)
Medische aspecten bij re-integratie
7.1.
Inleiding
De medische aspecten bij re-integratie betreffen de vaststelling van de mogelijkheden die de werknemer nog heeft ten aanzien van eigen werk en eventuele andere passende arbeid. Deze medische beoordeling dient als uitgangspunt voor de vaststelling van mogelijkheden om de belastbaarheid te vergroten (herstel) en van de re-integratie-inspanningen. De medische aspecten bij re-integratie behoren tot het domein van bedrijfs- en verzekeringsarts. De rollen van bedrijfs- en verzekeringsarts zijn weliswaar verschillend, inhoudelijk gaat het om in wezen dezelfde zaken.
De bedrijfsarts begeleidt de werknemer tijdens ziekte, beoordeelt diens mogelijkheden om te functioneren en adviseert van daaruit over de re-integratie. Het UWV toetst aan het eind van de eerste twee ziektejaren of voldoende re-integratie-inspanningen zijn verricht en of het resultaat daarvan plausibel is, in aanmerking genomen de functionele mogelijkheden van de werknemer; zonodig wordt de verzekeringsarts daarbij ingeschakeld. Het is van groot belang dat hierbij voor zover mogelijk dezelfde criteria en standaarden worden gehanteerd en men zich van een gemeenschappelijke taal bedient. De re-integratie van de zieke werknemer staat immers centraal.
In dit onderdeel wordt allereerst beschreven welke aspecten bij de medische beoordeling van belang zijn (7.2). Vervolgens wordt ingegaan op het gebruik van protocollen en richtlijnen door bedrijfs- en verzekeringsartsen (7.3). Tot slot wordt uiteengezet wat de relatie is tussen de beoordeling van de functionele mogelijkheden en de re-integratie-inspanningen (7.4).
7.2.
Aspecten medische beoordeling
Startpunt is de medische beoordeling door de bedrijfsarts in het kader van de verzuimbegeleiding. Hierbij dient hij allereerst, aan de hand van de klachten van de cliënt, vast te stellen of sprake is van beperkingen ten gevolge van ziekte resp. gebrek en of die beperkingen zodanig zijn dat ze de mogelijkheid om te werken beperken. Beperkingen die terug te voeren zijn op normale veranderingen, zoals veroudering, zijn niet als ziekte aan te merken. Datzelfde geldt voor beperkingen die voortkomen uit veranderingen van werk of spanningen in de arbeidsverhoudingen. Het is de taak van de bedrijfsarts om een goede analyse te maken van medische en niet-medische aspecten.
De bedrijfsarts stelt de uit ziekte of gebrek voortvloeiende beperkingen vast, en adviseert ook over de resterende mogelijkheden, dat wil zeggen de mogelijkheden die de werknemer nog wél heeft om arbeid te verrichten. Ook beoordeelt de bedrijfsarts in hoeverre deze resterende mogelijkheden bestendig of beïnvloedbaar zijn, of beter te benutten, bijvoorbeeld door werkaanpassingen. Dit is van belang om vast te stellen of er nog mogelijkheden zijn tot herstel en re-integratie die van werkgever en werknemer kunnen worden gevergd (zie ook par. 7.4). De bedrijfsarts dient na te gaan wat de resultaten zijn van de onderzoeken en behandelingen door de curatieve sector en of daarin voldoende voortgang wordt betracht, en of daar voldoende aandacht wordt besteed aan de mogelijkheden voor arbeid. Zo nodig neemt hij contact op met de behandelend arts(en) of verwijst hij de werknemer zelf naar een specialist.
Het is de taak van de bedrijfsarts om de hiervoor geschetste medische beoordeling te verrichten en de werkgever en werknemer te ondersteunen en te adviseren ten behoeve van de verzuimbegeleiding en re-integratie. De bedrijfsarts verricht zijn beoordelende en begeleidende taak aan de hand van de voorgeschreven processtappen tijdens de ziekteperiode. De bedrijfsarts stelt bijvoorbeeld bij dreigende langdurige ziekte een probleemanalyse op en adviseert daarin werkgever en werknemer inzake mogelijke interventies en maatregelen. Voorts verantwoordt de bedrijfarts het medische handelen en zijn actueel medische oordeel aan het eind van de eerste twee ziektejaren in het medische deel van het re-integratieverslag. Op basis hiervan is de verzekeringsarts in staat om zijn beoordeling van de medische aspecten in het kader van de poortwachterstoets en claimbeoordeling voor de Wet WIA te verrichten.
Werkwijzer Poortwachter 2021
(…)
5.3
Arbeidsconflict en re-integratie
Een conflict binnen de werksfeer is geen reden om niet actief te werken aan re-integratie. Werkgever en werknemer zijn ook nu aan elkaar verplicht om tot oplossingen en tot re-integratie te komen: bij de eigen of bij een andere werkgever (Spoor 2). Er is sprake van een arbeidsconflict als 1 van de partijen vindt dat de andere partij haar dwarsboomt of ergert (zie voor meer informatie: STECR Werkwijzer Arbeidsconflict en NVAB-Richtlijn ‘Conflicten in de werksituatie’20). Verwacht wordt dat partijen er alles aan doen om tot herstel van de relatie te komen, waarbij de STECR Werkwijzer Arbeidsconflict en de NVAB-Richtlijn ‘Conflicten in de werksituatie’ als leidraad dienen. De in deze werkwijzer genoemde instrumenten moeten worden ingezet. Voorbeelden zijn de ‘interventieperiode’ van maximaal 2 weken en gespreksinterventies onder begeleiding van een professional als men er samen niet uitkomt.
(…)
9.3
Beeldvorming door UWV op basis van de stukken
Zodra het re-integratieverslag (RIV) compleet is vormt UWV zich op basis van de aangeleverde documenten een beeld van de belastbaarheid, de belasting in de oorspronkelijke functie, de verrichte inspanningen en het behaalde re-integratieresultaat. Zo nodig beoordeelt de verzekeringsarts van UWV het sociaal medisch handelen van de bedrijfsarts. Blijkt dat UWV zich onvoldoende een beeld kan vormen, bijvoorbeeld omdat de diagnose onbekend is, de functie niet goed omschreven werd, noodzakelijke specialistische informatie niet is opgevraagd door de bedrijfsarts, of verrichte inspanningen onvoldoende inzichtelijk zijn gemaakt? Dan neemt UWV contact op met de werkgever of (waar het aanvullende medische informatie betreft) met de bedrijfsarts om de ontbrekende gegevens alsnog te verkrijgen. Als die gegevens niet worden ingediend, dan wordt het beeld gebaseerd op de beschikbare informatie en kan dit leiden tot een inhoudelijke verlengde loondoorbetalingsverplichting.
(…)
11.4
Hoe toetst de verzekeringsarts het sociaal medisch handelen van de bedrijfsarts tijdens de eerste 2 ziektejaren van de werknemer?
Het sociaal medisch handelen van de bedrijfsarts dient gericht te zijn geweest op re-integratie van de werknemer in loonvormende arbeid. Daarbij hoort ook het stimuleren van behandeling en andere activiteiten gericht op een optimaal herstel van het functioneren en het bevorderen van de arbeidsmogelijkheden van de werknemer. Hierbij wordt onder andere aansluiting gezocht bij wat in de bedrijfs- en verzekeringsgenees-kundige protocollen beschreven staat. Een toets is geen claimbeoordeling en de bedrijfsarts heeft een zekere professionele marge. Het gaat erom of de bedrijfsarts op basis van op dat moment bekende feiten en omstandigheden redelijk heeft geoordeeld en gehandeld. Onderstaande aandachtspuntenlijst, die is terug te vinden in alle verzekeringsgeneeskundige protocollen, wordt door de verzekeringsarts gehanteerd om zich te oriënteren op de gegevens in het re-integratieverslag (RIV).

Voetnoten

1.Art. 25 lid 11 Wet WIA
2.CRvB 10 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2124
3.Art. 8:42 Awb
4.CRvB 25 februari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:424
5.Art. 65 Wet WIA
6.In dit geval is de Werkwijzer Poortwachter 2021 van toepassing.
7.Beleidsregels onder 7.1
8.Werkwijzer Poortwachter 2021 onder 5.3
9.Beleidsregels onder 7.2. Zie ook Werkwijzer poortwachter 2021 onder 9.3
10.Werkwijzer Poortwachter 2021 onder 11.4
11.EHRM 8 oktober 2015, ECLI:CE:ECHR:2015:1008JUD007721212