ECLI:NL:RBZWB:2023:4613
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de waarde van onroerende zaken en verzoek om vergoeding van immateriële schade
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 juli 2023, wordt de zaak behandeld van belanghebbende tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland. De rechtbank beoordeelt de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar, die op 27 juni 2022 de waarde van twee onroerende zaken heeft vastgesteld per 1 januari 2021. De onroerende zaken zijn een speelautomatenhal en een bedrijfsruimte met bovenwoning, gelegen in [plaats 2]. De heffingsambtenaar heeft de waarde van de speelautomatenhal vastgesteld op € 664.000 en de waarde van de bedrijfsruimte op € 919.000. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststellingen, maar de heffingsambtenaar heeft deze bezwaren ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 31 maart 2023 heeft de gemachtigde van belanghebbende de specifieke gronden van het beroep toegelicht. De rechtbank heeft de waarde van de onroerende zaken beoordeeld aan de hand van de huurwaardekapitalisatiemethode, waarbij de waarde wordt bepaald op basis van de huurwaarde en een kapitalisatiefactor. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de vastgestelde waarde aannemelijk heeft gemaakt en dat de argumenten van belanghebbende niet tot een ander oordeel leiden.
Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak. De rechtbank oordeelt dat de uitspraak binnen de redelijke termijn is gedaan en ziet daarom geen aanleiding om een vergoeding toe te kennen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de beschikking en de daarop gebaseerde aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven.