ECLI:NL:RBZWB:2023:4583

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juli 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
BRE 21/2731-tussenuitspraak
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overdracht van belastingzaak aan rechtbank Gelderland met betrekking tot informatiebeschikking inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd op 3 juli 2023, wordt de overdracht van een belastingzaak aan de rechtbank Gelderland behandeld. Het betreft een beroep met zaaknummer BRE 21/2731, dat betrekking heeft op een informatiebeschikking inzake inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen over de jaren 2008 tot en met 2015. De inspecteur van de Belastingdienst heeft verzocht om deze zaak te voegen met twee andere aanhangige beroepen van belanghebbende bij de rechtbank Gelderland, die betrekking hebben op informatiebeschikkingen over de jaren 2016 en 2017.

De rechtbank heeft eerder partijen uitgenodigd voor de behandeling van de zaak, maar de gemachtigde van belanghebbende heeft verzocht om aanhouding in afwachting van een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in hoger beroep. De rechtbank Gelderland heeft ingestemd met de overdracht van de zaak, maar de gemachtigde heeft bezwaar gemaakt tegen deze overdracht, stellende dat de geschilpunten niet identiek zijn en dat er een schijn van partijdigheid kan ontstaan.

De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het bezwaar van belanghebbende verworpen. De rechtbank overweegt dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeert dat de zaak aan de rechtbank Gelderland wordt overgedragen, waarbij de beslissing om zaken te voegen een discretionaire bevoegdheid van de bestuursrechter is. De tussenuitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak, maar wel tegen de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/2731
Beslissing van 3 juli 2023
Tussenuitspraak in het geding tussen
[belanghebbende],
belanghebbende,
(gemachtigde: [gemachtigde]),
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.

1.Beslissing

De rechtbank draagt de behandeling van het beroep met zaaknummer BRE 21/2731 over aan rechtbank Gelderland.

2.Gronden

2.1.
Aanleiding voor deze tussenbeslissing is de overdracht van onderhavige beroepzaak aan de rechtbank Gelderland te Arnhem. Het beroep met zaaknummer BRE 21/2731 heeft betrekking op de gegeven informatiebeschikking inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen (IB/PVV) over de jaren 2008 tot en met 2015 (het onderhavige beroep).
2.2.
De inspecteur heeft in zijn verweerschrift van 16 september 2021 aangegeven dat bij de rechtbank Gelderland twee beroepen van belanghebbende aanhangig zijn met de zaaknummers ARN 21/4096 IB/PVV en ARN 21/4097 IB/PVV. Volgens de inspecteur zien deze beroepen op informatiebeschikkingen over de jaren 2016 en 2017 ten aanzien van belanghebbende. De inspecteur heeft verzocht het onderhavige beroep met de beroepszaken aanhangig bij de rechtbank Gelderland te voegen.
2.3.
De rechtbank heeft bij brieven van 21 februari 2023 partijen uitgenodigd voor de behandeling van onderhavige beroepszaak op vrijdag 14 april 2023. De gemachtigde heeft bij brief van 28 februari 2023 verzocht om aanhouding van de behandeling van het onderhavige beroep. Als reden heeft de gemachtigde aangegeven de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in de hoger beroepszaken ten behoeve van belanghebbende af te wachten. Volgens de gemachtigde heeft de uitkomst van het hoger beroep onmiskenbare gevolgen voor het onderhavige beroep.
2.4.
De rechtbank heeft naar aanleiding van het uitstelverzoek van de gemachtigde rechtbank Gelderland verzocht het onderhavige beroep over te nemen in verband met de aldaar aanhangige beroepszaken van belanghebbende. Rechtbank Gelderland heeft bij brief van 15 mei 2023 ingestemd met overdracht van het onderhavige beroep.
2.5.
De gemachtigde heeft bij brief van 6 juni 2023 aangegeven bezwaar te hebben tegen overdracht van het onderhavige beroep aan rechtbank Gelderland. In deze brief heeft de gemachtigde aangegeven dat de geschilpunten niet (volledig) identiek zijn aan de geschilpunten van de aanhangige beroepen bij rechtbank Gelderland waardoor voeging niet aangewezen is. Daarnaast heeft de gemachtigde aangegeven dat rechtbank Gelderland voor de jaren 2008 en 2011 reeds een oordeel heeft gegeven over de fiscale woonplaats van belanghebbende. Wanneer rechtbank Gelderland ook zou oordelen over de informatiebeschikking ten aanzien van de woonplaats van belanghebbende in verwante zaken, dreigt hierdoor de schijn van partijdigheid te ontstaan, aldus de gemachtigde.
2.6.
Op grond van artikel 8:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank een zaak verwijzen naar een andere rechtbank. Gelet op de tekst van het eerste lid van dit artikel, gaat het daarbij om een discretionaire bevoegdheid van de rechtbank. Daarbij wordt wel rekening gehouden met de belangen van partijen.
2.7.
De rechtbank verwerpt het bezwaar van belanghebbende tegen overdracht van het onderhavige beroep aan rechtbank Gelderland. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Voorop moet worden gesteld dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat hij jegens de belastingplichtige een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de belastingplichtige dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De omstandigheid dat een rechter in een eerdere zaak van belanghebbende heeft geoordeeld, is niet een dusdanige zwaarwegende omstandigheid. [1] Daarbij komt dat belanghebbende ook bij de rechtbank Gelderland zijn rechten op een eerlijk proces kan borgen middels de daartoe aanwezige wettelijke voorschriften. In de omstandigheid dat eerdere zaken bij de rechtbank Gelderland zijn behandeld, ziet de rechtbank geen aanleiding om de zaak niet over te dragen.
Ten aanzien van de opmerking van gemachtigde over gevoegde behandeling, merkt de rechtbank op dat de beslissing om de zaken te voegen een discretionaire bevoegdheid van de bestuursrechter is. [2] Hoewel in de afstemmingsbrieven tussen de rechtbanken Zeeland-West-Brabant en Gelderland in het kader van de overdracht van deze zaak de term ‘voegen’ dan wel ‘gevoegde behandeling’ van de zaak is opgenomen, is daarmee niet het voegen in de zin van artikel 8:14, lid 1, van de Awb bedoeld. Of de onderhavige zaak al dan niet wordt gevoegd met andere aanhangige zaken, is een beslissing van de behandelend rechter van de rechtbank Gelderland.
2.8.
De conclusie is dus dat het onderhavige beroep aan rechtbank Gelderland wordt overgedragen.
Deze tussenuitspraak is genomen door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. B.W. Liu, griffier, op 3 juli 2023. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze tussenuitspraak staat geen rechtsmiddel open. Tegen de beslissing in deze tussenuitspraak kan worden opgekomen in het kader van een rechtsmiddel tegen de einduitspraak.

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 14 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3041.
2.Zie Hoge Raad 14 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:560.