ECLI:NL:RBZWB:2023:4579
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de WOZ-beschikking en de ontvankelijkheid van belanghebbende
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 juli 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de WOZ-beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [straatnaam] te [plaats 1], vastgesteld op € 241.000 per 1 januari 2020. Belanghebbende, huurder van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank behandelt het beroep en stelt vast dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat de WOZ-waarde als heffingsmaatstaf is gebruikt voor lokale belastingen. Hierdoor ontbreekt het procesbelang, wat leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep.
Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak. De rechtbank constateert dat de redelijke termijn van twee jaar is overschreden, maar oordeelt dat er geen financieel belang is dat de lange duur van de procedure rechtvaardigt voor schadevergoeding. De rechtbank besluit het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, zonder terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.