ECLI:NL:RBZWB:2023:4564

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
C/02/401702/HA ZA 22-502 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Baggel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van eigendom en geschil over erfgrens tussen buren

In deze civiele zaak, uitgesproken door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 juni 2023, gaat het om een geschil tussen twee buren over de erfgrens van hun percelen. De eiseres in conventie, sinds 1998 eigenaar van een perceel, stelt dat de grond onder een pilaster en een strook grond daarachter haar eigendom is. De gedaagde in conventie, die het naastgelegen perceel bezit, beroept zich op verjaring en stelt dat hij eigenaar is geworden van deze grond door ongestoorde bezitname gedurende een periode van meer dan 20 jaar. De rechtbank oordeelt dat de erfgrens zoals vastgesteld door het Kadaster op 18 januari 2023 als uitgangspunt moet worden genomen, maar dat de gedaagde in conventie door verjaring eigenaar is geworden van de grond onder de pilaster. De rechtbank wijst de vorderingen van de eiseres af, behalve de vordering tot vergoeding van kosten van het Kadaster, die wordt toegewezen. De proceskosten worden voor het grootste deel aan de gedaagde in conventie opgelegd, terwijl de kosten in reconventie worden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/401702 / HA ZA 22-502
Vonnis van 28 juni 2023
in de zaak van
[eiseres in conventie],
te [plaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres in conventie] ,
advocaat: mr. M.J. Willemsen te Rotterdam,
tegen
[gedaagde in conventie],
te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie] ,
advocaat: mr. E.M.A. Leijser te Tilburg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 januari 2023 en de daarin genoemde processtukken;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 14 tot en met 17;
- de akte overlegging producties van [eiseres in conventie] met producties 18 tot en met 20;
- de akte vermindering eis in reconventie tevens overlegging productie van [gedaagde in conventie] ;
- de mondelinge behandeling van 15 mei 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres in conventie] is sinds 1998 eigenaar van het perceel van 14.195 vierkante meter, kadastraal bekend [kadastrale aanduiding 1] . Sinds het overlijden van haar echtgenoot (de heer [naam 1] ) op 23 juni 2013 is [eiseres in conventie] enig eigenaar. Het perceel was voordat [eiseres in conventie] en wijlen haar echtgenoot eigenaar werden in eigendom van de schoonouders van [eiseres in conventie] .
2.2.
[gedaagde in conventie] is op 5 november 2003 eigenaar geworden van het naastgelegen perceel van 23.147 vierkante meter, kadastraal bekend [kadastrale aanduiding 2] . [gedaagde in conventie] heeft het perceel gekocht van de heer [naam 2] (“ [naam 2] ”). [naam 2] heeft het perceel op 20 december 1994 in eigendom verkregen.
2.3.
Bij brief van 16 augustus 2019 heeft [eiseres in conventie] [gedaagde in conventie] als volgt bericht:
“(…) Zoals u weet en destijds ook aan u is medegedeeld, is een gedeelte achter de schutting/erf afscheiding aan beide kanten nog mijn grondgebied. Mijn man, schoonvader en zijn vader hebben dit vroeger toen dit nog “ [naam 3] ” heette nodig gehad om achter de dierenkooien te kunnen en komen, die er destijds stonden. Het gehele terrein was toen een dierenpark. De naaste buren van [naam 4] en hun [makelaar] hebben dit inmiddels al van mij vernomen en houden hier bij de verkoop uiteraard rekening mee.
Ik zou binnenkort graag aan beide kanten paaltjes slaan waar het Kadaster mijn erfafscheiding heeft gemeten, vastgelegd en geregistreerd. Ook aan uw kant is dit het geval. Ik wil u daarom dan ook verzoeken hier rekening mee te houden en te controleren en ervoor te zorgen dat er zich geen bouwwerken of iets dergelijks op dit stuk grond bevinden. Zover mij bekend heeft het Kadaster de grens tussen ons gemarkeerd.
Graag zou ik ook zien dat u of uw tuinman op redelijk korte termijn - ik denk dan aan september 2019 afval en de wal die van takken e.d. helemaal achterin mijn bos gecreëerd is, verwijderd of verplaatst. Wilt u zo vriendelijk zijn hiervoor zorg te dragen a.u.b. Zodra ik wil overgaan tot het plaatsen van deze erfafscheiding zal ik u hierover informeren zodat u -
indien gewenst – hierbij aanwezig kunt zijn. (…)”
2.4.
[gedaagde in conventie] heeft bij brief van 11 september 2019 gereageerd. In zijn brief laat [gedaagde in conventie] weten dat uit metingen die hij heeft laten uitvoeren blijkt dat de grond die hij in gebruik heeft ook daadwerkelijk aan hem toebehoort. [gedaagde in conventie] geeft aan niet eerder dan na lezing van de brief van [eiseres in conventie] te weten dat zij zich op het standpunt stelde dat de door [gedaagde in conventie] in gebruik genomen grond niet van hem zou zijn. [gedaagde in conventie] doet het voorstel om op kosten van degene die ongelijk heeft het Kadaster uit te nodigen om palen te slaan.
2.5.
[eiseres in conventie] heeft een landmeter van Geoservice ingeschakeld, die op 5 februari 2020 in het bijzijn van onder andere [eiseres in conventie] en [gedaagde in conventie] het perceel van [eiseres in conventie] heeft gemeten.
2.6.
[gedaagde in conventie] heeft naar aanleiding van deze meting op 6 februari 2020 aan [eiseres in conventie] voor zover relevant geschreven:
“(…) Als de meting juist zou zijn betekent dit, dat bij het zetten van de poort al van uw grond gebruik zou zijn gemaakt. Dat lijkt me sterk maar heeft in ieder geval tot gevolg, dat uw recht te vorderen is verjaard. (…)”
2.7.
Bij brief van 16 april 2021 heeft de gemachtigde van [eiseres in conventie] [gedaagde in conventie] bericht dat de fietsenstalling en de pilaar aan de ingang van de [straatnaam] gedeeltelijk op het perceel van [eiseres in conventie] staan. [gedaagde in conventie] wordt gesommeerd deze inbreuk op het eigendomsrecht van [eiseres in conventie] te staken, door de fietsenstalling en de pilaar te verwijderen. De gemachtigde van [eiseres in conventie] doet een alternatief schikkingsvoorstel.
2.8.
De daarop volgende schikkingsonderhandelingen tussen [eiseres in conventie] en [gedaagde in conventie] hebben niet tot resultaat geleid.
2.9.
Op 8 oktober 2021 schrijft [gedaagde in conventie] aan de gemachtigde van [eiseres in conventie] :
“Al mijn voorstellen zijn hiermee vervallen.
Ik nodig U uit de procedure te starten.
Na een vonnis / arrest in kracht van gewijsde zal ik me aan dat vonnis houden.
Mij lijkt dat voor U die procedure start de grenzen van het perceel en een onderzoek van de titel waarop u zich beroept noodzakelijk zijn. (…)”
2.10.
[eiseres in conventie] is in november 2021 gestart met het plaatsen van palen met afrastering op de kadastrale erfgrens. [gedaagde in conventie] heeft hiertegen geprotesteerd bij e-mail van 18 november 2021.
2.11.
[eiseres in conventie] heeft nogmaals het Kadaster ingeschakeld om een kadastrale grensreconstructie te laten verrichten. Op 3 februari 2022 is de veldwerktekening verschenen. De uitkomst van de grensreconstructie is gelijk aan de uitkomst van de eerder uitgevoerde landmeting. [eiseres in conventie] heeft deze veldwerktekening niet gedeeld met [gedaagde in conventie] .
2.12.
[eiseres in conventie] heeft [gedaagde in conventie] op 13 september 2022 geïnformeerd dat zij een procedure zou starten.
2.13.
[naam 2] heeft op 12 december 2022 schriftelijk verklaard:
“(…) De heer [naam 1] die toen eigenaar was kende ik van de ijshockey en zodoende gingen wij vriendschappelijk met elkaar om.
Ik ben in die tijd dat ik daar woonde regelmatig bij hun een kop koffie gaan drinken en toen ik mijn oprit en hek liet maken is hij enkele keren komen kijken en heeft hij geen enkel bezwaar gemaakt, en ook niet gewezen op het feit, dat ik op zijn perceel bezig was. (…)
Ik begrijp van [gedaagde in conventie] dat hij een voorschot factuur van het sierhekwerk aan de straat heeft gevonden van 21 november 1996 van het [bedrijf] en dat kan want toen zijn die witte palen en het hekwerk geplaatst en gemonteerd.
Bij die gelegenheid hebben we ook allemaal jonge beplanting geplaatst langs de oprit (…).”
2.14.
Op 18 januari 2023 heeft er op verzoek en kosten van [gedaagde in conventie] een grensreconstructie door het kadaster plaatsgevonden. [eiseres in conventie] was daarbij aanwezig. De grensreconstructie met bijlagen is op 23 januari 2023 door [gedaagde in conventie] ontvangen.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiseres in conventie] vordert - samengevat - dat de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
voor recht verklaart dat de kadastrale erfgrens zoals neergelegd in de veldwerktekening van 3 februari 2022 de erfgrens vormt tussen de percelen (beiden kadastraal bekend [kadastrale aanduiding 1] en [kadastrale aanduiding 2] ;
[gedaagde in conventie] veroordeelt tot het verwijderen en verwijderd houden van het deel van de fietsenstalling en de pilaster dat zich bevindt op het eigendom van [eiseres in conventie] , op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag;
[gedaagde in conventie] veroordeelt om de strook grond gelegen achter de betonnen schutting, langs de gehele lengte van de erfgrens, te ontruimen en ontruimd te houden, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag;
[gedaagde in conventie] veroordeelt om aan [eiseres in conventie] te voldoen de kosten van het Kadaster van
€ 1.666,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
[gedaagde in conventie] veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
3.2.
[eiseres in conventie] heeft op de zitting haar vordering onder B voor zover die ziet op de fietsenstalling ingetrokken. [eiseres in conventie] voert ter onderbouwing van haar vorderingen aan eigenaar te zijn van het perceel met [kadastrale aanduiding 1] , zoals ingemeten door het Kadaster.
3.3.
[gedaagde in conventie] voert verweer. [gedaagde in conventie] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres in conventie] , met veroordeling van [eiseres in conventie] in de kosten van deze procedure. [gedaagde in conventie] voert aan door bevrijdende verjaring eigenaar te zijn geworden van bepaalde delen van het perceel van [eiseres in conventie] .
in reconventie
3.4.
[eiser in reconventie] vordert - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar en op de minuut:
I. voor recht verklaart dat [eiser in reconventie] eigenaar is geworden middels verkrijgende verjaring door de ongestoorde bezitneming en handelen als eigenaar in 1997 van zijn rechtsvoorganger voort te zetten tot 16 augustus 2019 en daarna, althans voor recht verklaart dat [verweerster in reconventie] geen vorderingsrecht meer heeft met betrekking tot die grond met opdracht aan het Kadaster het vonnis in kracht van gewijsde te doen inschrijven, te weten:
a. alle grond vanaf de inrit aan de [adres] te [plaats] over een lengte van 70 meter in een breedte van 1,5 meter gemeten vanaf de uiterst oostelijke grens van de rijbaan op het terrein van het perceel van [eiser in reconventie] , voor zover die zich bevindt op het perceel van [verweerster in reconventie] inclusief de gehele inritpaal met daaraan verbonden leidingen;
b. de grond, uitgaande van de bestaande schutting die over een lengte van 200 meter met het niet door een schutting afgegrensde deel aan de voorzijde van die schutting tot op het punt van het eerste deel als hiervoor omschreven en 43 meter na die schutting voorzover in directe lijn van die schutting alle grond tot aan die schutting en tot het punt waar die schutting zou uitkomen als die schutting in rechte lijn noord-zuidwaarts zou doorlopen;
II.
Primair:
een kadastrale afpaling van de percelen [kadastrale aanduiding 2] en [kadastrale aanduiding 1] gelast, met opdracht aan [verweerster in reconventie] om daarbij aanwezig te zijn en met inachtneming van het ten aanzien van het onder I a en b in reconventie te wijzen vonnis;
Subsidiair:
een kadastrale afpaling van de percelen [kadastrale aanduiding 2] en [kadastrale aanduiding 1] gelast, met opdracht aan [verweerster in reconventie] om daarbij aanwezig te zijn;
III. [verweerster in reconventie] gelast om haar grond waarop het fietsenhok is geplaatst voor zover het de kadastrale grens zoals gevorderd onder II overschrijdt te verkopen, tegen een prijs van € 50,00 per vierkante meter, dan wel een ander bedrag, een bedrag van € 200,00 niet overschrijdend;
IV. Kosten rechtens.
3.5.
[eiser in reconventie] heeft zijn vorderingen in reconventie tweemaal verminderd. Bij akte vermindering eis zoals ingediend op de rol van 26 april 2023 heeft [eiser in reconventie] de vordering zoals genoemd onder r.o. 3.4. II subsidiair en III ingetrokken. Aan het slot van de zitting op 15 mei 2023 heeft [eiser in reconventie] ook alle andere vorderingen in reconventie ingetrokken, met uitzondering van de vordering zoals weergegeven onder r.o. 3.4. I.a. [eiser in reconventie] heeft op de mondelinge behandeling aangegeven dat hij bevrijdende verjaring aan zijn vordering ten grondslag legt.
3.6.
[verweerster in reconventie] voert verweer. [verweerster in reconventie] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser in reconventie] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser in reconventie] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser in reconventie] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente en nakosten. Er is geen sprake van het verkrijgen van eigendom door verjaring. [eiser in reconventie] heeft haar grond niet in bezit genomen, danwel de verjaringstermijn is niet voltooid, aldus [verweerster in reconventie] .
3.7.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie in op de relevante stellingen van partijen.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
Waar gaat de zaak in het kort over?
4.1.
[eiseres in conventie] en [gedaagde in conventie] zijn buren van elkaar. Er is een geschil ontstaan over waar de grens tussen hun percelen loopt. Partijen zijn het er inmiddels over eens dat de grens tussen beide percelen als uitgangspunt loopt zoals die op 18 januari 2023 door het Kadaster is ingemeten. Waar partijen het nog niet over eens zijn, is of de grens door verjaring ex artikel 3:105 jo 3:306 BW inmiddels anders moet worden getrokken.
4.2.
De discussie spitst zich toe op de grond onder de pilaster bij de inrit van het perceel van [gedaagde in conventie] , en de met rododendrons beplante strook grond achter deze pilaster. Beide partijen vragen een beslissing van de rechtbank over wie eigenaar is (geworden of gebleven) van deze grond (vordering B in conventie en de enige resterende vordering in reconventie). De rechtbank zal eerst oordelen over deze vorderingen. Vervolgens gaat de rechtbank in op de andere vorderingen in conventie.
Verjaring ex artikel 3:105 jo 3:306 BW
De feitelijke situatie
4.3.
De feitelijke situatie is als volgt. Bij de inrit van het perceel van [gedaagde in conventie] staan twee uit stenen gemetselde witte pilasters, aan weerszijden van de oprijlaan. Aan beide pilasters is een vleugelpoort bevestigd, die automatisch geopend en gesloten kan worden. Uit de laatste grensconstructie zoals uitgevoerd door het Kadaster, blijkt dat de pilaster die aan de kant van het perceel van [eiseres in conventie] staat, voor 18 centimeter (in de breedte) op het perceel van [eiseres in conventie] staat. Dat is ongeveer 1/3 deel van de pilaster, het andere deel staat op het perceel van [gedaagde in conventie] . Achter de pilaster staat een rij rododendrons geplant, evenwijdig aan de oprijlaan van [gedaagde in conventie] .
Wat vinden partijen?
4.4.
[gedaagde in conventie] voert aan dat [eiseres in conventie] oorspronkelijk eigenaar was van het stuk grond onder de pilaster en de strook grond daarachter, maar dat hij inmiddels eigenaar is geworden. [gedaagde in conventie] doet een beroep op bevrijdende verjaring. [gedaagde in conventie] voert aan dat hij en zijn rechtsvoorganger gedurende een periode van 23 jaar onafgebroken bezit hebben gehad van de betreffende grond. In 1996 zijn de pilasters en het hekwerk geplaatst, en is de beplanting erachter geplant. [gedaagde in conventie] onderhoudt de beplanting. De pilaster is recent omver gereden, en vervolgens door [gedaagde in conventie] opnieuw opgebouwd. Uit deze handelingen blijkt dat [gedaagde in conventie] de betreffende grond in bezit heeft genomen, aldus [gedaagde in conventie] .
4.5.
[eiseres in conventie] bestrijdt de eigendom van het betreffende stuk grond verloren te hebben door bevrijdende verjaring. Volgens [eiseres in conventie] is de pilaster pas na 2003 door [gedaagde in conventie] gemetseld, zodat de verjaringstermijn niet is doorlopen. [eiseres in conventie] betwist dat het planten en onderhouden van rododendrons een bezitsdaad is, zodat er überhaupt geen verjaringstermijn is gaan lopen. Ook vraagt [eiseres in conventie] zich af of de stammen van de rododendrons zich wel op haar grond bevinden.
Maatstaf en toetsing
4.6.
Op degene die zich op het bevrijdende verweer van verjaring beroept rust de stelplicht - en bij gemotiveerde betwisting door de andere partij - de bewijslast van het feitencomplex dat aan het verjaringsverweer ten grondslag ligt. Voor een geslaagd beroep op verjaring zoals bepaald in de artikelen 3:105 en 3:306 BW (in verbinding met artikel 3:314 BW) is vereist dat vast komt te staan dat [gedaagde in conventie] bezitter was van de grond onder de pilaster en de strook daarachter, op het moment dat de verjaring van de door [eiseres in conventie] in te stellen rechtsvordering tot beëindiging van het bezit werd voltooid. Die vordering verjaart twintig jaar na de inbezitneming. De verjaringstermijn gaat lopen op de dag na de dag waarop de onmiddellijke opheffing van het bezit van een niet-rechthebbende kan worden gevorderd. De verjaringstermijn wordt niet onderbroken door een wisseling van de persoon tegen wie de vordering tot beëindiging van het bezit moet worden gericht. Voor deze vorm van verjaring is niet relevant of in dit geval [gedaagde in conventie] te goeder trouw is of niet.
4.7.
Volgens artikel 3:107 lid 1 BW is bezit het houden van een goed voor zichzelf. Bezit verkrijgt men door zich over het registergoed de feitelijke macht te verschaffen, waarbij de ander naar verkeersopvattingen zijn bezit verliest (artikel 3:113 BW). Aangezien een onroerende zaak altijd een bezitter heeft (artikel 5:24 BW), geldt voor de inbezitneming van een onroerende zaak de verzwaarde eis van artikel 3:113 lid 2 BW. Dit betekent dat de machtsuitoefening van de inbezitnemer die van de oorspronkelijke bezitter geheel teniet moet doen en dat van inbezitneming in beginsel geen sprake zal zijn indien de oorspronkelijke bezitter nog macht over het goed behoudt. Het bezit moet openbaar en ondubbelzinnig zijn. Er is sprake van ondubbelzinnig bezit wanneer de bezitter zich zodanig gedraagt dat de eigenaar tegen wie de verjaring loopt daaruit niet anders kan afleiden dan dat de bezitter pretendeert eigenaar te zijn (ECLI:NL:HR:2015:2743 en ECLI:NL:HR:2009:BH1634). Dit moet naar objectieve maatstaven beoordeeld worden. De interne wil om als rechthebbende op te treden is voor het zijn van bezitter van geen betekenis. Het idee hierachter is dat op deze wijze verzekerd is dat van verjaring pas sprake kan zijn als de rechthebbende tegen wie de verjaring is gericht, uit gedragingen van degene die zich op verjaring beroept duidelijk kan opmaken dat deze pretendeert eigenaar te zijn, zodat hij tijdig maatregelen kan nemen om de inbreuk op zijn recht te beëindigen.
4.8.
Uit deze maatstaf volgt dat de rechtbank eerst moet beoordelen of [gedaagde in conventie] (dan wel zijn rechtsvoorganger [naam 2] ) bezit heeft genomen van het stuk grond onder de pilaster en de strook grond daarachter. Als dat zo is, komt de rechtbank toe aan de vraag of de verjaringstermijn is voltooid.
4.9.
Ten aanzien van de pilaster komt de rechtbank tot de conclusie dat er sprake is van inbezitneming door [gedaagde in conventie] en dat de verjaringstermijn is voltooid. De rechtbank legt uit waarom.
4.10.
De pilaster is een stenen bouwwerk. De pilaster vormt samen met het hekwerk en de tweede pilaster de toegang tot de oprijlaan van [gedaagde in conventie] . Nadat de pilaster omver was gereden, is deze door [gedaagde in conventie] op dezelfde plaats opnieuw opgebouwd. Visueel lijkt het voor iedereen die langsloopt alsof de pilaster onderdeel uitmaakt van het perceel van [gedaagde in conventie] . De grond onder de pilaster was niet langer toegankelijk en bruikbaar voor [eiseres in conventie] . Op de zitting heeft [eiseres in conventie] aangegeven niet te betwisten dat de bouw van de pilaster op haar grond als daad van bezit van [gedaagde in conventie] moet worden beschouwd. De rechtbank is van oordeel dat de grond onder de pilaster in bezit is genomen door [gedaagde in conventie] .
4.11.
Wat betreft het moment waarop de verjaringstermijn van 20 jaar is gaan lopen, is relevant op welk moment de pilaster is gebouwd. [gedaagde in conventie] stelt dat de pilaster in 1996 is gebouwd in opdracht van zijn rechtsvoorganger [naam 2] . [gedaagde in conventie] legt een factuur van het [bedrijf] sierhekwerk over, met daarbij een ‘plaatsingsbon’ waarop staat dat twee smeedijzeren pilasters op voetplaten en twee poortvleugels zijn geplaatst. Op de plaatsingsbon staat de datum 18 november 1996 genoteerd. In zijn verklaring (rechtsoverweging 2.13) bevestigt [naam 2] dat dit inderdaad de factuur is voor het hekwerk inclusief pilasters. Tot slot legt [gedaagde in conventie] een foto uit 2003 over waarop de pilasters met het hekwerk te zien zijn. De foto toont aan dat de pilaster er toen al stond. [gedaagde in conventie] geeft aan de foto op 26 september 2003 ter gelegenheid van het openingsfeest van zijn huis te hebben ontvangen. [eiseres in conventie] meent dat [gedaagde in conventie] de pilaster zelf heeft geplaatst nadat hij in het huis is gaan wonen. Dit was pas een jaar of anderhalf jaar nadat hij het huis had gekocht, aldus [eiseres in conventie] .
4.12.
Dat [eiseres in conventie] meent dat de pilaster pas in 2004 of zelfs later is gebouwd door [gedaagde in conventie] zelf, wordt al weerlegd door de foto uit 2003. [eiseres in conventie] heeft niet betwist dat deze foto in 2003 is gemaakt. [eiseres in conventie] heeft geen andere feiten of omstandigheden aangevoerd. In het licht van de door [gedaagde in conventie] overgelegde factuur en de verklaring van [naam 2] heeft [eiseres in conventie] onvoldoende gemotiveerd weersproken dat de pilaster op 18 november 1996 is geplaatst. De rechtbank gaat er dus van uit dat de pilaster op 18 november 1996 is geplaatst, wat betekent dat de verjaringstermijn op 19 november 1996 is gaan lopen. Op het moment dat [eiseres in conventie] zich per brief van 16 augustus 2019 bij [gedaagde in conventie] meldde (rechtsoverweging 2.3.), was de verjaringstermijn van 20 jaar dan ook al ruimschoots voltooid.
4.13.
Ten aanzien van het stuk grond achter de pilaster, stelt [gedaagde in conventie] dat het planten en onderhouden van rododendrons op het stuk grond beschouwd moeten worden als bezitsdaden. [eiseres in conventie] betwist dit, en voert aan dat niet duidelijk is of de beplanting wel op haar perceel geplant is.
4.14.
[gedaagde in conventie] heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gesteld dat de stammen van de rododendrons zich op het perceel van [eiseres in conventie] bevinden. Als daar al sprake van zou zijn, is het enkel planten en onderhouden van rododendrons onvoldoende om te kunnen spreken van bezitsdaden door [gedaagde in conventie] . Naar buiten toe is de beplanting niet kenbaar als erfafscheiding. Het betreffende stuk grond is ook toegankelijk gebleven voor [eiseres in conventie] . Bij gebreke van inbezitneming van de strook grond achter de pilaster door [gedaagde in conventie] is de verjaringstermijn niet gaan lopen.
4.15.
Het voorgaande betekent dat de vordering van [eiseres in conventie] om de pilaster te verwijderen en verwijderd te houden wordt afgewezen. De door [gedaagde in conventie] in reconventie gevorderde verklaring voor recht dat hij middels verjaring eigenaar is geworden van de grond onder de pilaster is toewijsbaar. Voor wat betreft de overige door [gedaagde in conventie] in zijn vordering genoemde grond, geldt dat de gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen. Ook de door [gedaagde in conventie] gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad wordt afgewezen, nu de toegewezen verklaring voor recht zich niet leent voor tenuitvoerlegging.
in conventie
4.16.
De rechtbank komt toe aan de overige vorderingen die in conventie door [eiseres in conventie] zijn ingesteld.
Verklaring voor recht
4.17.
Partijen zijn het er over eens dat de grenzen zoals die door het Kadaster zijn ingemeten (meest recent op 18 januari 2023) de erfgrens tussen beide percelen als uitgangspunt (dat wil zeggen met uitzondering van de discussie over de bevrijdende verjaring) juist weergeeft. [eiseres in conventie] heeft gesteld dat de erfgrensconstructie van 23 januari 2023 niet afwijkt van de inhoud van de veldwerktekening van 3 februari 2022, hetgeen niet is weersproken door [gedaagde in conventie] . De onder A gevorderde verklaring voor recht is toewijsbaar, uiteraard met inachtneming van hetgeen de rechtbank heeft geoordeeld over het stuk grond onder de pilaster. Dat oordeel (rechtsoverweging 4.15.) maakt dat de erfgrens direct om de pilaster heen loopt in plaats van onder de pilaster door.
Ontruimen grond achter betonnen schutting
4.18.
Op de zitting heeft [eiseres in conventie] aangegeven dat het tuinafval achter de betonnen schutting inmiddels zo goed als verwijderd was. Volgens [gedaagde in conventie] ligt er niets meer. [eiseres in conventie] heeft dit vervolgens niet weersproken. De rechtbank wijst de vordering onder C af. [eiseres in conventie] heeft onvoldoende gesteld om anders te kunnen oordelen.
Kosten Kadaster
4.19.
[eiseres in conventie] vordert vergoeding van een bedrag van € 1.666,00 ter zake kosten van het Kadaster. Dit totaalbedrag is opgebouwd uit drie posten: € 725,00 voor de grensconstructie door het Kadaster in februari 2022, € 42,00 voor het opvragen van de kadastrale tekeningen uit 1983 en € 899,00 voor de inschakeling van Geoservice. [gedaagde in conventie] voert aan dat de kosten voor rekening van [eiseres in conventie] moeten blijven, nu deze het geschil op geen enkele wijze hebben gediend. Ten aanzien van de kosten van Geoservice voert [gedaagde in conventie] aan dat is afgesproken dat deze voor rekening van [eiseres in conventie] zouden blijven. Wat betreft de in februari 2022 door het Kadaster uitgevoerde meting voert [gedaagde in conventie] aan dat hij daarvoor niet is uitgenodigd.
4.20.
De rechtbank wijst de vordering tot vergoeding van de kosten van de in februari 2022 uitgevoerde meting toe (€ 725,00). [gedaagde in conventie] accepteerde de uitkomst van de op 5 februari 2020 door Geoservice uitgevoerde landmeting niet. Om haar stellingen in deze niet af te wenden procedure te kunnen onderbouwen, werd het voor [eiseres in conventie] noodzakelijk om opnieuw een meting te laten uitvoeren en daarvoor kosten te maken. [gedaagde in conventie] geeft dat zelf met zoveel woorden aan in zijn e-mail van 8 oktober 2021 (rechtsoverweging 2.9.). Daarbij is niet relevant dat [gedaagde in conventie] niet was uitgenodigd om bij de meting aanwezig te zijn. Uit de aangehaalde e-mail blijkt dat medewerking van [gedaagde in conventie] niet te verwachten hoefde te zijn. De kosten zijn redelijk. [gedaagde in conventie] voert tegen de hoogte van de vordering ook geen bezwaren aan.
4.21.
De vordering tot vergoeding van de overige kosten wordt afgewezen. [eiseres in conventie] heeft het verweer dat ten aanzien van de kosten van Geoservice is afgesproken dat deze voor haar rekening zouden blijven niet weersproken, zodat het verweer slaagt. Ook geldt dat het gevorderde bedrag niet deugdelijk is onderbouwd. [eiseres in conventie] brengt een e-mail van Geoservice zonder verdere inhoud in, waarop handgeschreven is aangetekend: ‘contant betaald € 250,00’. Ook wordt een betalingsbevestiging in het geding gebracht, waaruit blijkt dat een bedrag van € 649,00 is voldaan inzake ‘kadasterdata’. De optelsom van deze bedragen komt uit op een bedrag van € 899,00, maar uit de datum van de betalingsbevestiging blijkt dat de betaling al op 9 oktober 2013 is uitgevoerd terwijl Geoservice in 2022 is ingeschakeld. De vordering ter zake de kosten van het opvragen van kadastrale tekeningen uit 1983 is niet nader onderbouwd door [eiseres in conventie] . [eiseres in conventie] heeft onvoldoende gesteld om tot toewijzing te kunnen komen.
4.22.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over het toewijsbare bedrag van
€ 725,00.
in conventie en in reconventie
Proceskosten
4.23.
In conventie geldt [gedaagde in conventie] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, zodat hij wordt veroordeeld in de kosten van de procedure. Deze worden tot op heden aan de kant van [eiseres in conventie] vastgesteld op een totaalbedrag van € 2.448,96, bestaande uit een bedrag van
€ 131,96 aan exploot- en informatiekosten, € 1.301,00 aan griffierecht en € 1.016,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x tarief € 508,00). De gevorderde wettelijke rente en nakosten zijn toewijsbaar zoals in het dictum bepaald.
4.24.
In het feit dat beide partijen in reconventie ten aanzien van de enige resterende vordering over en weer in het (on)gelijk worden gesteld, ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten in reconventie te compenseren.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat de kadastrale erfgrens zoals neergelegd in de veldwerktekening van 3 februari 2022 de erfgrens vormt tussen de percelen kadastraal bekend [kadastrale aanduiding 1] en kadastraal bekend [kadastrale aanduiding 2] , met uitzondering van de in de veldwerktekening weergegeven erfgrens ter hoogte van de pilaster die grenst aan het perceel van [gedaagde in conventie] ; de erfgrens loopt rondom die pilaster,
5.2.
veroordeelt [gedaagde in conventie] tot betaling aan [eiseres in conventie] van de kosten van het Kadaster tot een bedrag van € 725,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de proceskosten, tot op heden aan de kant van [eiseres in conventie] vastgesteld op € 2.448,96, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op
€ 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde in conventie] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat.
5.5.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de daarin opgenomen kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
verklaart voor recht dat [gedaagde in conventie] door verjaring ex artikel 3:105 jo 3:306 BW eigenaar is geworden van de grond onder de pilaster die aan de kant van het perceel van [eiseres in conventie] staat,
5.8.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Baggel en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2023.