In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek van 12 april 2021 om herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Eiseres heeft op 12 april 2021 een aanvraag ingediend die valt onder de Catshuisregeling en een aanvraag voor integrale beoordeling. De rechtbank stelt vast dat verweerder op 3 juni 2021 al heeft beslist op de aanvraag voor de Catshuisregeling, waardoor het beroep in dat opzicht niet-ontvankelijk is. Echter, voor de aanvraag voor de integrale beoordeling is de beslistermijn overschreden. Eiseres heeft verweerder op 14 april 2022 in gebreke gesteld, waarna het beroep gegrond is verklaard.
De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen. Verweerder had verzocht om een langere termijn, maar de rechtbank oordeelt dat een termijn van zeven weken na verzending van de uitspraak redelijk is. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding van € 418,50 voor proceskosten en het griffierecht van € 50,- moet door verweerder worden vergoed.