In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meermalen verkrachting van een slachtoffer. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 13 juni 2023, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, heeft de verdenking tegen de verdachte gepresenteerd, die inhoudt dat hij het slachtoffer in de nacht van 6 oktober 2019 heeft verkracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie achtte de verkrachting bewezen, terwijl de verdediging betoogde dat er onvoldoende bewijs was voor een veroordeling. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het slachtoffer had verklaard dat de verdachte haar tegen haar wil had gevingerd en vaginaal had verkracht, waarbij geweld en bedreiging met geweld waren gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van het slachtoffer, ondanks enige inconsistenties, voldoende betrouwbaar waren om tot een bewezenverklaring te komen. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, die zowel materiële als immateriële schade heeft geleden door de verkrachting. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 8.063,56, inclusief wettelijke rente, en heeft de verdachte de verplichting opgelegd om dit bedrag te betalen. De rechtbank heeft ook de mogelijkheid van gijzeling bij niet-betaling van de schadevergoeding vastgesteld.