In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juni 2023, met zaaknummers BRE 22/6059 en 22/6061, staat de beoordeling van aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen centraal. De belanghebbende, woonachtig in Nederland, ontving voor het jaar 2019 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen van de inspecteur, die later gedeeltelijk werd verminderd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur de aanslagen terecht heeft opgelegd, maar dat de aanslag zorgverzekeringswet (ZVW) verminderd diende te worden. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de belanghebbende in overweging genomen, waaronder haar pensioeninkomsten uit Duitsland en de AOW-uitkering die zij ontving. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de AOW-premie correct heeft berekend, ondanks de stelling van de belanghebbende dat zij geen AOW-premie verschuldigd was. De rechtbank heeft ook de premieplicht voor de WLZ en de Anw beoordeeld en vastgesteld dat de belanghebbende terecht in de premieheffing voor de Anw is betrokken. De rechtbank heeft de aanslag ZVW verminderd naar € 514, omdat de inspecteur niet op de juiste wijze rekening had gehouden met de beperkte verzekeringsplicht van de belanghebbende in 2019. De rechtbank verklaart het beroep tegen de aanslag IB/PVV ongegrond, maar het beroep tegen de aanslag ZVW gegrond, en vernietigt de uitspraak op bezwaar over de aanslag ZVW. De belanghebbende krijgt het griffierecht terug, maar geen vergoeding van proceskosten omdat daar niet om is verzocht.