In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland. De eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het college waarin een terugvordering van teveel verstrekte bijstand werd aangekondigd. Het college had in een eerder besluit van 6 augustus 2021 een bedrag van € 496,60 teruggevorderd over de periode van 1 december 2020 tot en met 30 april 2021. Dit bedrag werd later herzien naar € 568,86 in een besluit van 12 oktober 2021. De eiseres stelde dat zij niet teveel bijstand had ontvangen en dat het college onterecht was overgegaan tot terugvordering. Tijdens de zitting op 4 november 2022 werd de eiseres vertegenwoordigd door haar gemachtigde en een kantoorgenoot.
De rechtbank overwoog dat het college op grond van artikel 58 van de Participatiewet verplicht was om de teveel verstrekte bijstand terug te vorderen, omdat de eiseres had verzuimd om verschillende inkomsten te melden. De rechtbank oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, ondanks de gezondheidsklachten van de eiseres. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.