In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juni 2023, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 30 maart 2022 voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft de Belastingdienst op 31 maart 2023 in gebreke gesteld, en de ingebrekestelling is op 3 april 2023 ontvangen. Aangezien er na deze ingebrekestelling twee weken zijn verstreken zonder dat er een nieuw besluit is genomen, oordeelt de rechtbank dat de Belastingdienst alsnog binnen een bepaalde termijn moet beslissen. De rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst dit moet doen binnen tien weken na verzending van de uitspraak, in plaats van de standaard termijn van twee weken, vanwege het grote aantal aanvragen dat behandeld moet worden.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding van € 418,50 voor haar proceskosten, en het griffierecht van € 50,- moet door de Belastingdienst aan eiseres worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.