In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juni 2023, wordt het beroep van eiseres beoordeeld tegen de afwijzing van haar aangifte adreswijziging door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere. Eiseres had op 27 mei 2020 aangifte gedaan van een verhuizing naar een nieuw adres, maar het college heeft deze aangifte op 14 juli 2020 afgewezen. Eiseres maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het college handhaafde zijn besluit. De rechtbank had eerder, op 25 maart 2022, het beroep van eiseres gegrond verklaard en het college opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen. Het college heeft echter op 17 mei 2022 een nieuw besluit genomen dat wederom in het nadeel van eiseres was.
Tijdens de zitting op 24 mei 2023 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van het college aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende nieuwe feiten heeft aangedragen om de eerdere uitspraak te weerleggen. De rechtbank concludeert dat het college ten onrechte geen gevolg heeft gegeven aan de aangifte adreswijziging van eiseres, en dat de eerdere uitspraak van 25 maart 2022 als vertrekpunt moet worden genomen.
Daarnaast heeft eiseres verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn voor de afhandeling van haar bezwaar en beroep. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn met ongeveer 11 maanden is overschreden en kent eiseres een schadevergoeding van € 1.000,- toe. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens moet het college het griffierecht en de proceskosten vergoeden.