ECLI:NL:RBZWB:2022:1470

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 20_10333
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing college van burgemeester en wethouders over adreswijziging

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere, waarbij geen gevolg is gegeven aan haar aangifte van adreswijziging. Eiseres had op 27 mei 2020 aangifte gedaan van een verhuizing naar een nieuw adres in Westkapelle, maar het college heeft deze aangifte afgewezen op basis van de veronderstelling dat de gegevens onjuist waren. Eiseres heeft aangevoerd dat zij de woning gedeeltelijk verhuurde en dat zij zelf ook in de woning verbleef. Tijdens de zitting op 1 maart 2022 heeft eiseres zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, terwijl het college werd vertegenwoordigd door twee advocaten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college onvoldoende objectieve en verifieerbare gegevens heeft gepresenteerd om aan te tonen dat eiseres niet op het opgegeven adres woonde. De rechtbank oordeelt dat de bewijslast bij het college ligt en dat het college niet heeft aangetoond dat eiseres haar woonadres niet had op het door haar opgegeven adres. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, met de opdracht aan het college om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

De uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers op 25 maart 2022 en openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/10333 BRP

uitspraak van 25 maart 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. M.W. Dieleman,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 11 november 2020 (bestreden besluit) van het college over het geen gevolg geven aan de aangifte adreswijziging van eiseres.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 1 maart 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Namens het college zijn mr. L.A. Kaan en [naam vertegenwoordiger] verschenen.

Overwegingen

1. Feiten
Op 27 mei 2020 heeft eiseres aangifte gedaan van een verhuizing per 1 juni 2020 naar de [adres 1] 2 te Westkapelle.
Op 22 juni 2020 en 23 juni 2020 hebben controles plaatsgevonden bij de woning aan de [adres 1] 2.
Bij besluit van 14 juli 2020 (primair besluit) heeft het college besloten om geen gevolg te geven aan de aangifte adreswijziging.

Eiseres heeft daar bezwaar tegen gemaakt.

Op 29 september 2020 heeft opnieuw een controle plaatsgevonden.

Bij bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daar beroep tegen ingesteld.

2. Gronden

Eiseres heeft aangevoerd dat zij de woning aan de [adres 1] 2 gedeeltelijk heeft verhuurd aan de heer [naam man] en dat zij het niet-verhuurde deel zelf in gebruik heeft gehouden. Het college stelt volgens haar ten onrechte dat de heer [naam man] zou hebben verklaard dat eiseres niet in de woning verbleef. De heer [naam man] heeft aangegeven dat hij alleen – zonder zijn partner – op het adres ingeschreven stond. De heer [naam man] heeft verklaard dat eiseres eigen ruimtes heeft in de woning. Eiseres heeft de wil om haar woonstede te hebben in de woning aan de [adres 1] 2, omdat zij regelmatig in de woning aanwezig is, daar haar post ontvangt, de woning slechts gedeeltelijk heeft verhuurd en in overleg is met de gemeente over aanpassing van de zorg waardoor zij minder afhankelijk wordt van haar moeder. Voorts heeft het college nagelaten om onderzoek te doen naar andere feiten of omstandigheden die kunnen wijzen op juistheid van de aangifte: bijvoorbeeld telefoon- en internetaansluitingen, verzekeringen en inschrijvingen bij dienstverleners in de zorg.

3. Wettelijk kader

De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
4. Beoordeling
4.1
Aan de aangifte van een ingezetene die zijn adres heeft gewijzigd, worden ingevolge de Wet Brp [1] , gegevens betreffende het adres ontleend, tenzij aannemelijk is dat de gegevens onjuist zijn.
4.2
Het college heeft geen gevolg gegeven aan de aangifte van de verhuizing van eiseres, omdat volgens het college aannemelijk is dat die gegevens onjuist zijn. Volgens het college heeft eiseres haar woonadres niet aan de [adres 1] 2 te [plaatsnaam] , maar aan de [adres 2] 4 te [plaatsnaam] . Nadat het college haar adres ambtshalve heeft gewijzigd, heeft eiseres volgens het college geen nieuwe feiten en omstandigheden aangedragen die van invloed zijn op de inschrijving in de BRP. Volgens het college heeft de heer [naam man] tegen een toezichthouder verklaard dat hij alleen in de woning aan de [adres 1] 2 woont en dat eiseres daar niet woonachtig is.
4.3
Een beslissing van het college van burgemeester en wethouders om aan een aangifte geen of slechts ten dele gevolg te geven wordt gelijkgesteld met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. [2]
4.4
Het doel van de Wet Brp is dat de in de BRP vermelde gegevens zo betrouwbaar en duidelijk mogelijk zijn en dat de gebruikers van de gegevens erop moeten kunnen vertrouwen dat deze in beginsel juist zijn. De gegevens in de BRP worden gebruikt door veel (semi)overheidsdiensten en -instellingen. Onjuiste registratie kan aanzienlijke gevolgen hebben voor aanspraken en rechten van burgers op diensten van de instellingen die deze gegevens gebruiken. Met het oog daarop dienen in de brp gegevens over de feitelijke verblijfplaats van de betrokkene te worden geregistreerd. Een in de BRP vermeld woonadres moet de werkelijke woon- of verblijfplaats van de betrokkene zijn. Uit een geheel van waarneembare omstandigheden moet blijken of de betrokkene daadwerkelijk op het vermelde adres woont. [3]
4.5
In artikel 1.1 van de Wet Brp wordt onder ‘woonadres’ verstaan: het adres waar betrokkene woont, of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten. Dan wel: het adres waar, bij het ontbreken van een adres als hiervoor bedoeld, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten.
4.6
Het geen gevolg geven aan een aangifte van een adreswijziging is een belastende beschikking. De bewijslast om aannemelijk te maken dat eiseres niet op het door haar opgegeven woonadres woont rust op het college en niet op eiseres zoals het college lijkt te stellen. Gelet daarop is het aan het college om met objectieve en verifieerbare gegevens aannemelijk te maken dat eiseres haar woonadres per 1 juni 2020 niet had aan de [adres 1] 2.
4.7
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college onvoldoende met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd dat is vastgesteld dat eiseres vanaf 1 juni 2020 dan wel op het moment van het bestreden besluit niet haar woonplaats had op het adres aan de [adres 1] 2. Het college heeft aan dat besluit niet de overgelegde controlerapporten ten grondslag kunnen leggen die zijn opgesteld naar aanleiding van de controles op 23 juni 2020 en 29 september 2020. Tijdens de controle op 23 juni 2020 werd de heer [naam man] aangetroffen in de tuin bij de woning. Hij heeft verklaard dat hij de gehele benedenverdieping huurde. Uit de huurovereenkomst die toen door hem is laten zien aan de toezichthouders blijkt niet welk deel van de woning werd gehuurd. Op grond daarvan kan niet worden uitgesloten dat eiseres in een ander deel van de woning woonde. Dat de heer [naam man] op 3 juli 2020 telefonisch heeft verklaard dat hij alleen in de woning woonde is naar het oordeel van de rechtbank ook onvoldoende om aannemelijk te maken dat eiseres daar op dat moment niet woonde. Daar kan hij ook mee bedoeld hebben dat hij daar – zoals eiseres stelt – zonder zijn partner woonde. Tijdens de controle van 29 september 2020 is door de moeder van eiseres verklaard dat de heer [naam man] de gehele woning huurde en dat eiseres in het kamertje achter de keuken verblijft.
6. Conclusie
6.1
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vanwege een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek vernietigen.
6.2
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed. De rechtbank zal de burgemeester daarnaast veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,-, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het college op binnen 8 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 25 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Wettelijk kader

Wet basisregistratie personen (Wet brp)
Artikel 2.20, eerste lid, van de Wet brp
Aan de aangifte van een ingezetene die zijn adres heeft gewijzigd, worden gegevens betreffende het adres ontleend, tenzij aannemelijk is dat de gegevens onjuist zijn.
Artikel 2.60, onder a, van de Wet brp.
Een beslissing van het college van burgemeester en wethouders om aan een aangifte geen of slechts ten dele gevolg te geven wordt gelijkgesteld met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Voetnoten

1.Artikel 2.20, eerste lid, van de Wet Brp.
2.Artikel 2.60, onder a, van de Wet Brp.
3.ABRvS 27 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2373, r.o. 6; ABRvS 17 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:558, r.o. 4.1 en Rechtbank Midden Nederland, ECLI:NL:RBMNE:2019:5483, r.o. 5.