ECLI:NL:RBZWB:2023:4006

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 juni 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2486
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag kinderopvangtoeslag

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 juni 2023, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 9 april 2021 voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden en dat eiseres op 14 april 2022 de Belastingdienst in gebreke heeft gesteld. De rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst binnen negen weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding van € 418,50 voor proceskosten en het griffierecht van € 50,- moet door de Belastingdienst aan haar worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2486

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.W. van de Wege),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek (aanvraag) van
9 april 2021 om herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond?
3. Het beroep is ontvankelijk en kennelijk gegrond. Eiseres heeft de aanvraag ingediend op 9 april 2021. Niet in geschil is dat de beslistermijn is overschreden. [2] Eiseres heeft verweerder op 14 april 2022 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Welke beslistermijn wordt aan verweerder opgelegd?
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen.
4.1.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven.
4.2.
In het verweerschrift van 19 mei 2023 heeft verweerder met een beroep op artikel 8:55d, derde lid, van de Awb primair gevraagd om een langere termijn tot 1 juli 2024. Verweerder heeft aangegeven dat eiseres meer heeft aan een behandeling van de aanvraag volgens de planning van de Belastingdienst/Toeslagen. Door de uiteenlopende jurisprudentie ontstaat rechtsongelijkheid. Een uniforme lijn is duidelijker en eerlijker voor de groep ouders als geheel. Om deze redenen verzoekt verweerder om de lijn uit de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland [3] te volgen. Subsidiair verzoekt verweerder om een termijn van twintig weken, te rekenen vanaf de uitspraak van de rechtbank. Verweerder geeft aan deze tijd nodig te hebben voor een zorgvuldige behandeling. Verder heeft verweerder toegelicht welke processtappen genomen moeten worden en hoeveel tijd hiermee gepaard zal gaan.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank moet een termijn recht doen aan de reële mogelijkheden om op de aanvraag te beslissen, maar ook aan het belang om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen. Een langere termijn dan twee weken acht de rechtbank in dit geval aangewezen vanwege het grote aantal door verweerder te behandelen aanvragen. Onder verwijzing naar en in aansluiting op de motivering in de uitspraken van de rechtbank Rotterdam [4] en de rechtbank Amsterdam [5] acht de rechtbank in dit geval een termijn van negen weken na verzending van deze uitspraak een redelijke termijn. Daarbij weegt de rechtbank mee dat sinds het indienen van het verweerschrift reeds enige tijd is verstreken.
Welke dwangsom wordt aan verweerder opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, Verweerder de onder 4.2. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan verweerder de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 418,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen negen weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan eiseres;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van C.J.M. Hendrickx, griffier, op 12 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Artikel 6.2, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen, voorheen artikel 49, negende lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.
3.Uitspraak van 14 april 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:1702.
4.Uitspraak van 26 april 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:3474.
5.Uitspraak van 17 mei 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:3204.