In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 mei 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. F. Ergec, had haar uitkering beëindigd zien worden door het UWV per 21 februari 2021, op basis van de conclusie dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV handhaafde zijn standpunt. De rechtbank heeft het beroep op 1 maart 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zijn besluit heeft gebaseerd op medische beoordelingen van verzekeringsartsen, die concludeerden dat eiseres in staat was om gangbare arbeid te verrichten. Eiseres voerde aan dat haar medische beperkingen niet correct waren vastgesteld en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar klachten. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat de vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) adequaat waren.
De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was en dat de beëindiging van de ZW-uitkering per 21 februari 2021 rechtmatig was. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen recht heeft op een proceskostenvergoeding of terugbetaling van griffierechten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.