ECLI:NL:RBZWB:2023:3645
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen
Op 26 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE-22-5027, waarin belanghebbende in beroep ging tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar tegen een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen. De naheffingsaanslag was opgelegd door de inspecteur van de belastingdienst op 25 februari 2022. Belanghebbende had op 28 maart 2022 bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 30 september 2022 door de inspecteur niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van gronden.
De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende kennelijk gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank merkte op dat de handtekening op de machtiging van de gemachtigde niet identiek was aan die van belanghebbende, maar dat er voldoende overeenkomsten waren om de machtiging te erkennen. De rechtbank concludeerde dat het bezwaar niet volledig zonder gronden was en dat er voldoende motivering was om het bezwaar ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd en de inspecteur opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is de inspecteur veroordeeld tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan belanghebbende en moet het griffierecht van € 184,- worden vergoed. De rechtbank heeft bepaald dat wettelijke rente verschuldigd is indien de proceskostenvergoeding en/of het griffierecht niet tijdig wordt betaald.