ECLI:NL:RBZWB:2023:3569

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
AWB- 22_1137
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar tegen bouwstop door de rechtbank

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 mei 2023, wordt het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar tegen een bouwstop beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger 1], had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, dat op 9 augustus 2021 een bouwstop oplegde voor het perceel [adres] 195 in [plaatsnaam]. Het college verklaarde het bezwaar van eiser op 6 januari 2022 niet-ontvankelijk, omdat eiser geen eigen belang zou hebben dat rechtstreeks door de bouwstop wordt geraakt, en dus niet als belanghebbende kan worden aangemerkt volgens artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank bevestigt deze niet-ontvankelijkheid en oordeelt dat eiser geen eigen belang heeft, maar slechts een afgeleid belang dat voortvloeit uit zijn contractuele relatie met de eigenaar van het perceel, de heer [naam man]. De rechtbank wijst erop dat de last gericht is aan de eigenaar en dat eiser niet op enige andere wijze betrokken is bij het perceel. Eiser had ook de mogelijkheid om digitaal gehoord te worden, maar heeft hier niet adequaat gebruik van gemaakt. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1137

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 mei 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(vertegenwoordiger: [naam vertegenwoordiger 1] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van eiser tegen het besluit van 9 augustus 2021 waarin een bouwstop werd opgelegd voor het perceel [adres] 195 in [plaatsnaam] .
1.1.
Met het besluit van 6 januari 2022 heeft het college het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser geen eigen belang heeft dat rechtstreeks door de opgelegde bouwstop wordt geraakt en hij dus geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
1.2.
De rechtbank acht het beroep te zijn ingediend door alleen eiser ( [naam eiser] ) en niet door de eigenaar van het perceel, de heer [naam man] . Dit is in de brief van 28 juli 2022 aan de vertegenwoordiger van eiser gecommuniceerd.
1.3.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 12 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de vertegenwoordiger van eiser en [naam vertegenwoordiger 2] en [naam vertegenwoordiger 3] namens het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft het college het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard omdat hij geen belanghebbende is, in de zin van artikel 1:2 van de Awb, bij de opgelegde bouwstop op het perceel [adres] 195 in [plaatsnaam] ?
4. Eiser is van mening dat hij, gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) van 1 april 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:925), wel een eigen belang heeft dat rechtstreeks door de opgelegde bouwstop wordt geraakt. Hij voert hiertoe aan dat zijn werk voor een periode van zeven weken is stilgelegd, waardoor de bedrijfsvoering van de onderneming, de projectvoortgang en het projectresultaat in ernstige mate zijn beïnvloed. Verder voert eiser nog aan dat hij niet is gehoord in bezwaar.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat eiser geen belanghebbende is, in de zin van artikel 1:2 van de Awb, bij de opgelegde bouwstop op het perceel [adres] 195 in [plaatsnaam] . In tegenstelling tot wat eiser aanvoert is er geen sprake van een eigen belang, maar van een afgeleid belang. [1] Zijn belang vloeit namelijk alleen voort uit de contractuele relatie die hij met de eigenaar van het perceel heeft. Dit vloeit ook voort uit de uitspraak die eiser zelf heeft genoemd. De last is gericht aan de eigenaar van het perceel, de heer [naam man] , die de bouwwerkzaamheden op persoonlijke titel laat verrichten door eiser. Eiser is op geen enkele wijze betrokken bij het perceel anders dan door overeenkomst met de eigenaar voor de bouwwerkzaamheden.
4.2.
Dat eiser in bezwaar niet fysiek is gehoord, doet hier niet aan af. De fysieke hoorzitting vond geen doorgang vanwege de Covid-19-periode. Eiser is vervolgens in de gelegenheid gesteld om digitaal gehoord te worden. Het komt voor eisers rekening dat hij, vooral in een periode waarin digitaal communiceren de norm was, geen beschikking had over MS Teams. Eiser heeft op 18 november 2021 kennisgenomen van de afwijzing van het verzoek om een fysieke hoorzitting en had dus tot aan de hoorzitting van 23 november 2021 om MS Teams te installeren. Dit is volgens de rechtbank geen onredelijk korte termijn. Overigens heeft eiser in beroep, zo heeft hij verklaard ter zitting, voldoende de gelegenheid gehad zijn standpunt toe te lichten.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat eiser geen belanghebbende is - in de zin van artikel 1:2 van de Awb - bij de opgelegde bouwstop. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van B.C. van Sprundel-Thelosen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1:2
1. Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2. Ten aanzien van bestuursorganen worden de hun toevertrouwde belangen als hun belangen beschouwd.
3. Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
Artikel 7:1
1. Degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, dient alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken, tenzij:
a. het besluit in bezwaar of in administratief beroep is genomen,
b. het besluit aan goedkeuring is onderworpen,
c. het besluit een goedkeuring of een weigering daarvan inhoudt,
d. het besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4,
e. het besluit is genomen op basis van een uitspraak waarin de bestuursrechter met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, onderdeel a, heeft bepaald dat afdeling 3.4 geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijft,
f. het beroep zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit,
g. het besluit is genomen op grond van een voorschrift als genoemd in de bij deze wet behorende Regeling rechtstreeks beroep dan wel het besluit anderszins in die regeling is omschreven.
2. Tegen de beslissing op het bezwaar kan beroep worden ingesteld met toepassing van de voorschriften die gelden voor het instellen van beroep tegen het besluit waartegen bezwaar is gemaakt.
Artikel 8:1
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ook Rb Midden-Nederland 4 maart 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:1025 en ABRvS 20 oktober 2004, ECLI:NL:RVS:2004:AR4300).