Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 mei 2023 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
Feiten
- voor het jaar 2016 € 44.656;
- voor het jaar 2017 € 43.079;
- voor het jaar 2018 € 48.801.
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
“de verschuldigde premie als bedoeld in de Wet financiering volksverzekeringen dan wel daarmee vergelijkbare bijdragen en premies ingevolge de Belgische sociale zekerheid”.
“Heeft België het recht belasting te heffen over uw inkomen uit werk in België, dan betaalt u over deze inkomsten in Nederland geen belasting.”. Daarnaast wijst belanghebbende op de volgende passage die volgens belanghebbende tot op heden op de internetpagina van de belastingdienst over het Verdrag staat:
“het verdrag voorkomt dat u dubbel belasting betaalt, maar ook dat u in beide landen geen belasting betaalt. U betaalt dus óf in België óf in Nederland belasting over uw inkomen.”
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep met zaaknummer 21/4984 gegrond;
- verklaart de overige beroepen ongegrond;
- vernietigt de uitspraak op het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV voor het jaar 2016;
- vermindert de aanslag IB/PVV voor het jaar 2016 zodanig dat de verschuldigde IB/PVV wordt vastgesteld op € 8.808 en vermindert de bij die aanslag gegeven belastingrentebeschikking in overeenstemming daarmee;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 837;
- bepaalt dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 49 ter zake van het beroep met zaaknummer 21/4984 aan hem vergoedt.