ECLI:NL:RBZWB:2023:3023
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van 3 mei 2023 beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, die op 22 december 2021 een naheffingsaanslag parkeerbelasting had opgelegd. De naheffingsaanslag, ter hoogte van € 66, werd opgelegd omdat belanghebbende op 13 november 2021 om 11:38 uur zijn auto had geparkeerd zonder tijdig de parkeerbelasting te betalen. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van belanghebbende ongegrond, waarop belanghebbende in beroep ging.
De rechtbank constateert dat belanghebbende zijn voertuig pas om 11:53 uur had aangemeld in de parkeerapp, terwijl de auto al om 11:38 uur was geparkeerd. De rechtbank oordeelt dat de aanmelding niet binnen de redelijke termijn heeft plaatsgevonden, waardoor de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De rechtbank verwijst naar de Verordening parkeerbelastingen Breda 2021, die bepaalt dat parkeerbelasting direct bij aanvang van het parkeren verschuldigd is, maar ook erkent dat een parkeerder een redelijke termijn moet krijgen om de betaling te verrichten.
De rechtbank concludeert dat belanghebbende op de datum en tijdstip van de constatering parkeerbelasting verschuldigd was en dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt het griffierecht niet terug. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.