ECLI:NL:RBZWB:2023:3002

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
AWB- 21_2359
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de opschorting en intrekking van bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de opschorting en intrekking van hun bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout. De rechtbank behandelt de feiten en omstandigheden die hebben geleid tot de opschorting van de bijstandsuitkering vanaf 1 mei 2020, na een anonieme tip over het verblijf van eisers in Turkije en het vermoeden van vermogen in het buitenland. De rechtbank concludeert dat het college op goede gronden de bijstandsuitkering heeft opgeschort en later ingetrokken, omdat eisers niet alle opgevraagde informatie hebben ingeleverd. De rechtbank oordeelt dat eisers in verzuim zijn met het tijdig indienen van de opgevraagde gegevens en dat dit verzuim verwijtbaar is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de opschorting en intrekking van de bijstandsuitkering in stand blijven. De uitspraak benadrukt de medewerkingsplicht van eisers en de bevoegdheid van het college om onderzoek te doen naar de rechtmatigheid van de bijstandsuitkering.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2359 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2023 in de zaak tussen

[naam eiser 1] en [naam eiser 2] , uit [plaatsnaam 1] , eisers

(gemachtigde: mr. S. Cakal),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout, (college)
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de opschorting en de intrekking vanaf 1 mei 2020 van de bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet.
1.1
Bij besluit van 1 mei 2020 (primaire besluit I) heeft het college het recht op de bijstandsuitkering vanaf 1 mei 2020 opgeschort. Het college heeft de opschorting bij besluit van 20 mei 2020 gehandhaafd (primaire besluit II). Bij besluit van 12 juni 2020 (primaire besluit III) heeft het college de bijstandsuitkering vanaf 1 mei 2020 ingetrokken. Met het bestreden besluit van 21 april 2021 op de bezwaren van eisers tegen de primaire besluiten I, II en III is het college bij de genoemde besluiten gebleven. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 15 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft mr. R.E. Wijnekus, als waarnemend gemachtigde van het college, deelgenomen. Eisers en hun gemachtigde hebben zich voorafgaand aan de zitting afgemeld.

Beoordeling door de rechtbank

Omvang van het geschil
2. De rechtbank beoordeelt of het college op goede gronden de bijstandsuitkering vanaf 1 mei 2020 heeft opgeschort en vervolgens heeft ingetrokken. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
Het beroep
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij
tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eisers ontvangen vanaf 2 maart 2011 een bijstandsuitkering naar de norm van een gezin. Het college heeft op 13 juni 2019 een anonieme tip ontvangen dat eisers vanaf medio juni 2019 in Turkije verblijven en dat eisers beschikken over vermogen in het buitenland. Het college heeft een rechtmatigheidsonderzoek ingesteld en hierbij zijn onder meer het BRP, SUWI en internetbronnen geraadpleegd. Tevens heeft het college de verbruiksgegevens van gas, water en licht opgevraagd. Op basis van de verwijzing naar vermogen in het buitenland heeft het college het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF) verzocht onderzoek te doen naar de bezittingen in Turkije. Uit de rapportage van het IBF van 13 januari 2020 blijkt dat eisers in Turkije waarschijnlijk onroerende zaken op hun naam hebben staan dan wel dat dit eerder het geval was.
Het college heeft eisers op 10 april 2020 verzocht om voor 17 april 2020 gegevens en informatie te overleggen. In het primaire besluit I heeft het college de bijstandsuitkering opgeschort vanaf 1 mei 2020, omdat eisers niet alle opgevraagde informatie hebben ingeleverd. Het college heeft eisers een hersteltermijn gesteld om de ontbrekende opgevraagde informatie alsnog in te leveren en het college heeft tegelijkertijd aanvullende informatie opgevraagd. Eisers hebben vervolgens een deel van de opgevraagde gegevens ingeleverd. In het primaire besluit II heeft het college de opschorting van de uitkering gehandhaafd en eisers tot 3 juni 2020 in de gelegenheid gesteld de opgevraagde informatie in te leveren. In het primaire besluit III heeft het college de bijstandsuitkering op grond van artikel 54, vierde lid, van de Participatiewet vanaf 1 mei 2020 ingetrokken, omdat eisers op 3 juni 2020 niet alle opgevraagde informatie hebben ingeleverd.
Eisers hebben tegen de drie primaire besluiten bezwaar gemaakt. In het bestreden besluit heeft het college de primaire besluiten I, II en III gehandhaafd.
Heeft het college op goede gronden de bijstandsuitkering vanaf 1 mei 2020 opgeschort en ingetrokken?
5. Eisers voeren aan dat het college in de besluitvorming meerdere algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden en dat er geen sprake is van vermogen in het buitenland. De anonieme tip is niet concreet, onvoldoende onderbouwd en er staan onwaarheden in. Het dossier is niet compleet, omdat de brieven aan eisers van
19 maart 2020 en 7 april 2020 ontbreken. Voor wat betreft de opschorting van de bijstandsuitkering stellen eisers dat zij alle gegevens hebben ingeleverd. De opgevraagde paspoortgegevens, de TC Kimlik nummers en de machtigingen voor het onderzoek in het buitenland waren niet in de brief van 10 april 2020 verwerkt. Er was geen reden voor opschorting van de uitkering en de opschorting is mede gebaseerd op de pas op 1 mei 2020 opgevraagde stukken (waaronder de machtigingen). Dit kan niet aan de opschorting of intrekking ten grondslag worden gelegd, omdat deze extra informatie niet binnen de hersteltermijn van het oorspronkelijke verzoek valt. Eisers betwisten dat zij veelvuldig in Turkije verblijven, dat uit de waarnemingen afgeleid kan worden dat zij niet thuis waren en stellen dat de waarnemingen qua duur en aard stelselmatig zijn, hetgeen niet is toegestaan. Er was geen reden om te vermoeden dat men in het buitenland was, dus er was ook geen reden om de paspoorten op te vragen. Het college heeft niet gemotiveerd waarvoor het de TC Kimliknummers nodig heeft en ten aanzien van de machtigingen heeft het consulaat eisers telefonisch aangegeven dat het verzoek van het college niet valt onder een spoedkwestie. Met betrekking tot het vermogen in het buitenland hebben eisers een (vertaalde) verklaring van het kadaster ingediend, waaruit volgt dat geen van beide eisers onroerend goed op naam heeft staan.
5.1
Het college stelt zich op het standpunt dat het bevoegd is om onderzoek te doen naar het recht op bijstand van eisers. Daarbij kan informatie opgevraagd worden en de opgevraagde informatie maakt geen inbreuk op de privacy van eisers. Eisers hebben verwijtbaar niet alle opgevraagde informatie aan het college overgelegd en de opgevraagde machtigingen en TC Kimliknummers maken onderdeel uit van de op eisers rustende medewerkingsplicht van artikel 17, tweede lid, van de Participatiewet. Omdat eisers beiden geregistreerd staan in Turkije voor de onroerendezaakbelasting (OZB) mag het college redelijkerwijs vermoeden dat eisers daar onroerend goed op hun naam geregistreerd hebben staan of dat dit eerder het geval was. Er is voldaan aan de voorwaarden voor opschorting en intrekking van het recht op bijstand.
5.2
De rechtbank is (anders dan verweerder ter zitting heeft betoogd) van oordeel dat eisers nog procesbelang hebben bij de beoordeling van de (gehandhaafde) opschorting van de bijstandsuitkering, omdat dit een noodzakelijk element is bij de intrekking van een bijstandsuitkering op grond van het vierde lid van artikel 54 van de Participatiewet.
5.3
Of het college bevoegd [1] is om de aan eisers verleende bijstandsuitkering in te trekken, is afhankelijk van de vraag of eisers verzuimd hebben de gevraagde gegevens of gevorderde bewijsstukken aan het college te verstrekken binnen de door het college in het primaire besluit I gestelde termijn. Als eisers met het verstrekken van de gegevens in verzuim zijn, dient vervolgens te worden nagegaan of eisers hiervan een verwijt kan worden gemaakt [2] . Het is mogelijk dat het niet overleggen van de opgevraagde gegevens niet verwijtbaar is, maar dan moet het gaan om gegevens of gevorderde bewijsstukken die niet van belang zijn voor de verlening van bijstand of het moet gaan om gegevens waarover eisers redelijkerwijs niet binnen de gestelde hersteltermijn kunnen beschikken [3] .
5.4
Op grond van artikel 53a, eerste en zes lid, van de Participatiewet is het college bevoegd om onderzoek te doen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens die noodzakelijk zijn voor de voortzetting van bijstand. Dat volgt ook uit artikel 3, eerste lid, van de Verordening handhaving Sociale Zekerheid 2015, gemeente Oosterhout (verordening). Het college bepaalt welke gegevens het nodig heeft, op welke wijze deze aangeleverd dienen te worden en binnen welke termijn. Tussen partijen is niet in geschil dat het college de in overweging 4 omschreven anonieme tip heeft ontvangen en dat deze anonieme tip de aanleiding voor het college was om een rechtmatigheidsonderzoek in te stellen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college op goede gronden in de ontvangen anonieme tip aanleiding gezien om nader onderzoek te doen.
5.5
Het college heeft eisers op 10 april 2020 verzocht om voor 17 april 2020 het eerder toegezonden inlichtingenformulier in te vullen en terug te sturen, aangevuld met een geldig legitimatiebewijs, een bewijsstuk van de laatste huurverhoging, alle bankafschriften vanaf 1 december 2019 tot en met heden (= 10 april 2020), de voorlopige aanslag over 2020, bewijsstukken van nog niet doorgegeven inkomsten en bewijsstukken van het vermogen. Het college heeft eisers hierover al eerder brieven gestuurd. Dat deze brieven zich niet bij de gedingstukken bevonden, beschouwt de rechtbank als niet ter zake doende, omdat een en ander losstaat van het primaire besluit I. Bovendien heeft het college de betreffende brieven ter zitting alsnog overgelegd. Vaststaat dat naar aanleiding van het verzoek van
10 april 2020 eisers enkel de bankafschriften tot en met 1 maart 2020 hebben ingeleverd. Het college heeft daarna [4] de bijstandsuitkering vanaf 1 mei 2020 opgeschort.
De rechtbank acht alle door het college opgevraagde informatie van belang voor de beoordeling van het voortzetten van de bijstandsuitkering. De opgevraagde informatie ziet op het bestaan en de omvang van inkomsten en vermogen en juist die elementen spelen een belangrijke rol bij de beoordeling of er recht bestaat op bijstand. Uit het primaire besluit I volgt dat eisers slechts een deel van de opgevraagde bankafschriften hebben overgelegd. Eisers zijn dan ook in verzuim met het tijdig indienen van de opgevraagde informatie. Eisers hebben noch verzocht om verlenging van de termijn noch is anderszins aangegeven dat de opgevraagde informatie niet binnen de gestelde termijn ingediend kan worden. De rechtbank kwalificeert het verzuim als verwijtbaar. Het college heeft aanleiding kunnen zien om de bijstandsuitkering vanaf 1 mei 2020 op te schorten en heeft dat op goede gronden ook gedaan.
5.6
Het college heeft eisers in het primaire besluit I tot 10 mei 2020 in de gelegenheid gesteld om het in overweging 5.5 omschreven verzuim te herstellen [5] . In reactie hierop heeft het college op 8 mei 2020 de bankafschriften tot en met 7 mei 2020 ontvangen, de (Nederlandse) identiteitsbewijzen en een brief van de verhuurder over de verhoging van de huurprijs. In het primaire besluit II heeft het college aangegeven dat, van de oorspronkelijk opgevraagde stukken, de voorlopige aanslag over 2020 en de bewijsstukken van vermogen niet zijn ingediend. De opschorting is gehandhaafd en het college heeft eisers nogmaals een hersteltermijn verleend en wel tot 3 juni 2020.
5.7
In het primaire besluit III heeft het college de bijstandsuitkering vanaf 1 mei 2020 op grond van artikel 54, vierde lid, van de Participatiewet ingetrokken. Vaststaat dat van de oorspronkelijk opgevraagde gegevens de voorlopige aanslag over 2020 niet (volledig) is overgelegd. In de bijlagen bij de op 3 juni 2020 ingediende stukken ontbreekt in ieder geval de aanslag van eiseres [naam eiser 2] . Dit terwijl het college, naar het oordeel van de rechtbank, op goede gronden heeft verzocht om overlegging van de volledige voorlopige aanslag over 2020 van beide eisers. Verder blijkt uit het dossier en het verhandelde ter zitting dat de gegevens over het vermogen niet zijn overgelegd en dat eisers ook expliciet hebben aangegeven niet aan het onderzoek te willen meewerken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college op goede gronden de bijstandsuitkering per 1 mei 2020 ingetrokken. Dat volgt ook uit artikel 2, eerste lid, sub a van de Beleidsregels terugvordering en verhaal Sociale Zekerheid 2018, gemeente Oosterhout (beleidsregels).
5.8
Uit het dossier volgt dat het college in het primaire besluit I eisers tevens om extra gegevens heeft verzocht. Het betreft dan een machtiging van beide eisers waarmee een medewerker van het Bureau voor Sociale Zaken in [plaatsnaam 2] gegevens bij het kadaster en/of de afdeling onroerende zaken van de gemeenten [plaatsnaam 3] en [plaatsnaam 4] kan opvragen. Verder heeft het college eisers verzocht om hun TC Kimlik nummers, kopieën van de Turkse identiteitsstukken en om een overzicht van de in- en uitreisdata van of naar Turkije vanaf maart 2011 te overleggen. Eisers zijn tot 10 mei 2020 in de gelegenheid gesteld deze informatie te overleggen en het college heeft deze termijn verlengd tot 3 juni 2020.
De in het primaire besluit I opgevraagde aanvullende informatie is terug te voeren op de terugkoppeling door het IBF. Uit deze terugkoppeling blijkt dat beide eisers bekend zijn bij de OZB-afdeling van de gemeente [plaatsnaam 3] en/of [plaatsnaam 4] . Het IBF leidt hieruit af dat eisers bij de betreffende instanties onroerende zaken geregistreerd hebben of dat dit eerder het geval was. Zonder machtiging kan het IBF enkel openbare websites controleren. Voor een aanvullend onderzoek is nadere informatie nodig, waarvoor de machtigingen verleend dienen te worden. Voor wat betreft de opgevraagde TC Kimlik nummers verwijst de rechtbank naar de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [6] . Uit deze rechtspraak volgt dat het bezoeken van en het opvragen van informatie bij het kadaster en de OZB-afdelingen van verschillende Turkse gemeentes een beperkte en aanvaardbare inbreuk betreft op het in artikel 8 van het EVRM gewaarborgde recht op respect voor het privéleven van eisers en dat deze inbreuk gerechtvaardigd is. Het college heeft in het bestreden besluit op goede gronden overwogen dat de opgevraagde TC Kimlik nummers weliswaar niet vallen onder de in artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet opgenomen inlichtingenplicht, maar dat deze nummers wel een rol spelen bij de verificatie van het vermogen op basis van in Turkije ingewonnen informatie. In die zin ligt het verstrekken van de betreffende nummers in het verlengde van de informatieplicht en valt het in ieder geval onder de medewerkingsplicht. De rechtbank acht dit in lijn met de uitspraak van de CRvB van 12 juli 2022 [7] . Het niet overleggen van de genoemde nummers en de machtigingen acht de rechtbank verwijtbaar. In het primaire besluit II heeft het college eisers expliciet verzocht om het Turkse consulaat per mail te verzoeken de machtigingen op te maken en het antwoord ook per mail in te dienen bij het college. Eisers hebben enkel telefonisch contact opgenomen, terwijl het college over het verstrekken van de machtigingen juist vooraf met het consulaat contact heeft opgenomen en daarbij de aanvraag per mail is aangegeven.
5.9
De rechtbank is verder van oordeel dat eisers met de in bezwaar overgelegde uittreksels niet hebben voldaan aan de verzoeken van het college om aanvullende informatie. Deze uittreksels zien op het moment dat deze opgemaakt zijn, terwijl uit de informatie van het IBF volgt dat eisers eerder aangifte hebben gedaan van OZB in Turkije. Daarmee kan niet worden uitgesloten dat eisers in een eerder stadium onroerend goed op hun naam hadden staan en dat is van belang voor de beoordeling van het vermogen in relatie tot het recht op bijstand. Verder passen de Turkse identiteitsbewijzen en het overzicht van de reizen van en naar Turkije vanaf maart 2011 bij de inhoud van de anonieme tip over de reizen naar Turkije. De gronden tegen de intrekking van de bijstand slagen evenmin. De rechtbank komt niet meer toe aan de beoordeling van de gronden over de waarnemingen en het betwiste verblijf in Turkije. Zelfs indien deze gronden zouden slagen, leidt dit niet tot een ander oordeel.
Conclusie en gevolgen
6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de opschorting en de intrekking van de bijstandsuitkering vanaf 1 mei 2020 in stand blijven. Eisers krijgen daarom het griffierecht
niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 26 april 2023 door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet
Artikel 17, eerste en tweede lid:
1. De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. (…)
2. De belanghebbende verleent het college desgevraagd de medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
Artikel 53a, eerste en zesde lid:
1. Onverminderd 30c, tweede, vierde en vijfde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, bepaalt het college welke gegevens ten behoeve van (…) de voortzetting daarvan (…) in ieder geval worden verstrekt en welke bewijsstukken worden overgelegd, alsmede de wijze en het tijdstip waarop de verstrekking van gegevens plaatsvindt. (…)
6. Het college is bevoegd onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en zonodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de (…) voortzetting van bijstand. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft kan het college besluit tot herziening of intrekking van de uitkering.
Artikel 54, eerste lid, sub a, tweede en vierde lid:
1. Indien de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijd of onvolledig heeft verstrekt en dit he te verwijten valt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent, kan het college het recht op bijstand voor de duur van ten hoogste acht weken opschorten:
a. vanaf de eerste dag van de periode waarop het verzuim betrekking heeft,
2. Het college doet mededeling van de opschorting aan de belanghebbende en nodigt hemt uit binnen een door hen te stellen termijn het verzuim te herstellen.
4. Als de belanghebbende in het geval bedoeld in het eerste lid het verzuim niet herstelt binnen de daarvoor gestelde termijn, kan het college na het verstrijken van deze termijn het besluit tot toekenning van bijstand intrekken met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort.
Verordening handhaving Sociale Zekerheid 2015, gemeente Oosterhout (verordening)
Artikel 3, eerste lid:
1. Het college doet stelselmatig onderzoek naar de rechtmatigheid van de uitkering en kan daarbij gebruik maken van huisbezoeken, risicoprofielen en bestandsvergelijkingen en samenloopsignalen. Het college onderzoek daarnaast overige signalen en tips die relevant zijn voor het recht op uitkering.
Beleidsregels terugvordering en verhaal Sociale Zekerheid 2018, gemeente Oosterhout (beleidsregels)
Artikel 2, eerste lid, sub a:
1. Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot:
a. het herzien of intrekken van het toekenningsbesluit ingevolge artikel 54, lid 3 en lid 4, van de wet;

Voetnoten

1.Op grond van artikel 54, vierde lid, van de Participatiewet.
2.Bijvoorbeeld CRvB 16 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1817.
3.Bijvoorbeeld CRvB 13 oktober 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3493.
4.Op grond van het primaire besluit I.
5.Overeenkomstig artikel 54, tweede lid, van de Participatiewet.
6.Bijvoorbeeld CRvB 17 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1910 en CRvB 7 april 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:878.
7.CRvB 12 juli 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1395.