ECLI:NL:RBZWB:2023:29

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
4 januari 2023
Zaaknummer
22-025275
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift inzake inbeslagname van een Volkswagen Polo

Op 3 januari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die in deze zaak woonplaats heeft gekozen ten kantore van zijn advocaat, mr. P. van de Kerkhof. Het klaagschrift betreft de opheffing van het beslag op een Volkswagen Polo, die op 29 oktober 2022 in beslag is genomen. Klager stelt dat hij eigenaar is van de auto en dat er geen strafvorderlijk belang is bij het voortduren van het beslag, aangezien hij niet meermalen heeft gerecidiveerd en de waarde van de auto niet in verhouding staat tot de mogelijke verbeurdverklaring.

Tijdens de behandeling in raadkamer op 20 december 2022 zijn de officier van justitie, klager en zijn raadsman gehoord. Klager heeft verklaard dat hij op 30 oktober 2022 de auto heeft bestuurd terwijl zijn rijbewijs was geschorst. De raadsman heeft betoogd dat het voortduren van het beslag disproportioneel is, gezien de waarde van de auto en het feit dat klager niet meer van plan is om te rijden. De officier van justitie heeft echter volhard in het standpunt dat het beslag gehandhaafd moet blijven, omdat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter de verbeurdverklaring van de auto zal bevelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat klager voor de tweede keer in aanraking is gekomen met de politie voor het rijden zonder geldig rijbewijs. Gezien de oriëntatiepunten van het LOVS en de waarde van de Volkswagen, heeft de rechtbank geoordeeld dat er nog steeds een strafvorderlijk belang bestaat bij het in beslag houden van de auto. De rechtbank heeft het klaagschrift ongegrond verklaard, wat betekent dat het beslag op de Volkswagen blijft bestaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk.nummer: 22-025275
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager] ,geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
hierna te noemen: klager.
Klager heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. P. van de Kerkhof, advocaat te Tilburg, op het adres Tivolistraat 30, 5017 HR Tilburg.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 29 oktober 2022 onder klager in het strafvorderlijk onderzoek tegen hem in beslag is genomen: een personenauto van het merk, Volkswagen Polo, zwart, voorzien van het [kenteken] (hierna: de Volkswagen);
  • het klaagschrift, ingediend op 2 november 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 20 december 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. T.M.C. Hendriks, klager en mr. P. van de Kerkhof als raadsman van klager.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat klager eigenaar is van de inbeslaggenomen Volkswagen en enig strafvorderlijk belang bij voortduring van het beslag ontbreekt. Volgens klager is er geen sprake is van meermalen recidive, zodat verbeurdverklaring niet zonder meer aan de orde moet zijn. Daarnaast is voortduring van het beslag in strijd met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Op het rijden zonder rijbewijs staat normaliter een beperkte geldboete. De auto van klager heeft een waarde van een paar duizend euro. Dat staat niet in verhouding tot elkaar.
Klager heeft in raadkamer aangevoerd dat hij op 30 oktober 2022 de inbeslaggenomen Volkswagen heeft bestuurd, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs was geschorst als gevolg van het meermalen rijden onder invloed. Hij heeft de Volkswagen gehouden en betaald, omdat ook andere leden van zijn gezin de auto nodig hebben.
De raadsman heeft in aanvulling op het klaagschrift in raadkamer aangevoerd dat volgens zijn informatie het hooguit de tweede keer is dat klager heeft gereden zonder geldig rijbewijs. Dan zou voortduring van het beslag met het oog op een eventuele verbeurdverklaring wat vroeg zijn. Normaliter komt een voertuig pas voor verbeurdverklaring in aanmerking na een derde of vierde overtreding. In casu is onvoldoende gebleken van enig strafvorderlijk belang om de Volkswagen nu al in beslag te nemen. Daarnaast is voortduring van het beslag disproportioneel. Klager heeft behoorlijk wat geld geïnvesteerd in het opknappen van de Volkswagen, zo blijkt ook uit facturen die hij aan de raadsman heeft overgelegd, zodat zijn auto thans een behoorlijke waarde vertegenwoordigt. Zo staat een vergelijkbaar voertuig op Marktplaats te koop voor een bedrag van 3.000 euro.
Gelet op de waarde van de Volkswagen is een verbeurdverklaring van het voertuig als bijkomende straf te veel van het goede. Klager heeft bovendien belang bij teruggave van de Volkswagen aan hem nu andere gezinsleden er ook gebruik van maken. Tevens heeft klager in raadkamer aangegeven niet meer voornemens te zijn om in de Volkswagen te gaan rijden.
De raadsman acht voortduring van het beslag in het kader van recidivegevaar onvoldoende zwaarwegend om te bepalen dat de Volkswagen niet aan klager zal worden teruggegeven.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie en zich opnieuw op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd dient te blijven. Hij acht het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de Volkswagen zal bevelen nu er sprake is van herhaald plegen van het rijden zonder geldig rijbewijs en de Volkswagen op naam van klager staat, waardoor hij er onbeperkt en ongestoord gebruik van kan maken.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De toe te passen maatstaf sluit niet uit dat de rechtbank, indien de omstandigheden van het geval dat meebrengen, bij de beoordeling van het klaagschrift tevens onderzoekt of voortzetting van het beslag in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit (vgl. HR 18 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:379).
De rechtbank stelt op basis van de voorhanden zijnde stukken en hetgeen in raadkamer door klager en zijn raadsman naar voren is gebracht vast dat klager voor de tweede keer in aanraking is gekomen met politie vanwege het rijden zonder geldig rijbewijs. Volgens de oriëntatiepunten van het LOVS staat op het rijden tijdens een ontzegging een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken. Gelet op deze oriëntatiepunten acht de rechtbank het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak - juist ter voorkoming van het opleggen van voornoemde straf - de verbeurdverklaring van de Volkswagen zal gelasten. De rechtbank is van oordeel dat thans dus nog een strafvorderlijk belang bestaat bij het in beslag houden van de Volkswagen. De rechtbank is echter tevens van oordeel dat het beslag moet voldoen en ook moet blijven voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Daartoe heeft de rechtbank een online kentekencheck via Depender gedaan om de dagwaarde van de Volkswagen na te gaan. Hieruit bleek dat de indicatieve dagwaarde van de Volkswagen thans 1.543 euro bedraagt. De rechtbank ziet daarin geen aanleiding te bepalen dat de Volkswagen wordt teruggegeven aan klager.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 3 januari 2023 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt , griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 januari 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).