ECLI:NL:RBZWB:2023:2880
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-beschikking en aanslag onroerende-zaakbelastingen
Op 5 februari 2020 heeft de heffingsambtenaar de waarde van een woning in Middelburg vastgesteld op € 264.000, wat leidde tot een aanslag onroerende-zaakbelastingen. Belanghebbende, eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd op 7 oktober 2020 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 15 maart 2023 het beroep van belanghebbende behandeld, waarbij de waarde van de woning ter discussie stond. Belanghebbende stelde dat de waarde op € 233.000 moest worden vastgesteld, terwijl de heffingsambtenaar de waarde handhaafde. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs had geleverd voor de vastgestelde waarde door gebruik te maken van een vergelijkingsmethode met referentieobjecten in hetzelfde appartementencomplex. De rechtbank concludeerde dat de waarde en de aanslag niet te hoog waren vastgesteld. Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, wat door de rechtbank werd toegewezen tot een bedrag van € 150,--, verdeeld over de heffingsambtenaar en de Staat der Nederlanden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en handhaafde de WOZ-beschikking en de aanslag OZB.