ECLI:NL:RBZWB:2023:27

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
4 januari 2023
Zaaknummer
22-024099
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake teruggave inbeslaggenomen auto

Op 3 januari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die de teruggave van zijn inbeslaggenomen Audi SQ5 vorderde. De auto was in beslag genomen op 19 oktober 2022 in het kader van een strafvorderlijk onderzoek tegen verdachte [verdachte], die zonder geldig rijbewijs in de auto had gereden. Klager, die de eigenaar van de Audi is, stelde dat het belang van de strafvordering zich niet verzet tegen teruggave van de auto, aangezien hij niet op de hoogte was van het gebruik van zijn voertuig door verdachte.

Tijdens de behandeling van het klaagschrift in raadkamer op 20 december 2022, werd klager bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.C. Sneep, en was ook de officier van justitie, mr. T.M.C. Hendriks, aanwezig. Klager voerde aan dat hij de auto had aangeschaft met eigen middelen en dat het disproportioneel zou zijn om het beslag voort te zetten. De officier van justitie daarentegen stelde dat het beslag gehandhaafd moest blijven, gezien de herhaalde overtredingen van verdachte en het risico dat de auto verbeurd zou worden verklaard.

De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift gegrond was en gelastte de teruggave van de Audi aan klager. De rechtbank overwoog dat, hoewel er een strafvorderlijk belang was bij het beslag, de voortzetting daarvan niet proportioneel was, gezien de waarde van de auto en de omstandigheden van het geval. De beslissing werd genomen in het kader van de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, waarbij de rechtbank concludeerde dat de belangen van klager zwaarder wogen dan het strafvorderlijk belang.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer:
rk.nummer: 22-024099
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager],
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
hierna te noemen: klager.
Klager heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. J.C. Sneep, advocaat te Breda, op het adres Stationslaan 1a2, 4815 GW Breda.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
 de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 19 oktober 2022 onder
[verdachte] in het strafvorderlijk onderzoek tegen die [verdachte] in beslag is genomen: een personenauto van het Audi SQ5 en voorzien van het [kenteken] (hierna: de Audi);
  • het klaagschrift, ingediend op 20 oktober 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 20 december 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. T.M.C. Hendriks, klager, mr. J.C. Sneep als raadsman van klager en
[verdachte] , zijnde de verdachte in de onderliggende strafzaak.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat klager eigenaar is van de inbeslaggenomen Audi en het belang van strafvordering zich niet tegen de gevraagde teruggave verzet.
De raadsman heeft in aanvulling op het klaagschrift in raadkamer aangevoerd dat het gaat om een jonge gast en een dure auto. Dat doet wellicht vermoeden dat [verdachte] klager als katvanger zou laten fungeren, maar klager is gek van auto’s en heeft door zijn werk in de bouw een groot geldbedrag bij elkaar weten te sparen waarmee hij de Audi heeft kunnen kopen. De Audi is nog niet helemaal afbetaald. Door een dommigheid van zijn vriend [verdachte] wordt nu de Audi van klager afgepakt. Eenmaal eerder heeft [verdachte] klager in de problemen gebracht. Klager heeft [verdachte] er toen op aangesproken en ging er vanuit dat hij niet nogmaals zijn auto zou pakken. Op 19 oktober 2022 weerstond [verdachte] kennelijk niet de verleiding om toch de auto van klager mee te nemen, maar toestemming van klager had hij daarvoor niet. De raadsman is van mening dat de jonge klager nog een kans verdient en acht het disproportioneel als het beslag nog langer zou voortduren.
Klager heeft in raadkamer aangevoerd dat hij inderdaad eerder een op zijn naam gekentekend voertuig heeft teruggekregen na inbeslagneming onder zijn vriend [verdachte] vanwege het rijden zonder geldig rijbewijs. Hij heeft [verdachte] hierna heel duidelijk gemaakt dat hij niet in een auto van klager mocht rijden. Op 19 oktober 2022 zou [verdachte] enkel de motorolie van een crossmotor van klager vervangen. Klager had hem daartoe zijn gehele sleutelbos inclusief Audisleutel gegeven om toegang tot de garage te krijgen. Hij wist niet dat [verdachte] in zijn Audi zou gaan rijden.
[verdachte] heeft in raadkamer verklaard dat hij op 19 oktober 2022 zonder toestemming van klager diens Audi heeft meegenomen en daar in is gaan rijden zonder geldig rijbewijs. Hij heeft daarmee respectloos jegens klager gehandeld en hem tevens in een zeer vervelende positie gebracht.
De officier van justitie heeft in raadkamer gepersisteerd bij de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie en zich opnieuw op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd dient te blijven. Hij acht het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de Audi zal bevelen. Er is sprake is van herhaald plegen van het rijden zonder geldig rijbewijs door [verdachte] in een op naam van klager gesteld voertuig en klager hierdoor wist of behoorde te weten dat [verdachte] geen voertuig mocht besturen. Van klager mocht worden verwacht dat hij zou voorkomen dat verdachte gebruik kon maken van zijn voertuig(en). Kennelijk heeft hij dit niet - of in ieder geval onvoldoende - gedaan. In dit geval dient het algemeen belang te prevaleren boven het persoonlijk belang.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
In deze doet zich het geval voor dat een ander dan degene tegen wie het strafvorderlijk onderzoek zich richt, stelt rechthebbende te zijn en zich beklaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave. In een dergelijk geval zal de rechtbank bij de beoordeling tevens acht moeten slaan op het bepaalde in art. 33a, tweede lid aanhef en onder a, Sr, inhoudende dat voorwerpen die niet aan de veroordeelde toebehoren alleen verbeurd kunnen worden verklaard indien degene aan wie zij toebehoren bekend was met hun verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
De toe te passen maatstaf sluit niet uit dat de rechtbank, indien de omstandigheden van het geval dat meebrengen, bij de beoordeling van het klaagschrift tevens onderzoekt of voortzetting van het beslag in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit (vgl. HR 18 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:379).
De rechtbank overweegt als volgt. Op 19 oktober 2022 is er tegen [verdachte] proces-verbaal opgemaakt wegens het rijden zonder geldig rijbewijs in een Audi SQ5 met [kenteken] die na onderzoek op naam van klager bleek te staan. Tevens bleek na onderzoek dat er sprake was van meermalen recidive en dat [verdachte] op 30 juli 2022 eveneens in een voertuig op naam van klager had gereden. Dat voertuig is toen inbeslaggenomen en geretourneerd aan klager. Klager wist of behoorde aldus te weten dat [verdachte] geen voertuig mocht besturen. Uit hetgeen door klager in raadkamer naar voren is gebracht begrijpt de rechtbank dat hij op 19 oktober 2022 aan [verdachte] de opdracht had gegeven om de motorolie van zijn Audi te vervangen en daartoe zijn gehele sleutelbos in handen van [verdachte] had gesteld, zodat hij de garage binnen kon komen. Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de rechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de Audi zal bevelen. De rechtbank is van oordeel dat thans dus nog een strafvorderlijk belang bestaat bij het in beslag houden van de Audi.
Het beslag moet vervolgens echter voldoen en blijven voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Daartoe heeft de rechtbank een online dagwaardecheck op kenteken gedaan op de site van Independer. Hieruit blijkt dat de indicatieve dagwaarde van de Audi thans 60.615,00 euro bedraagt. De rechtbank is van oordeel dat voortzetting van het beslag in dit geval niet proportioneel is. De rechtbank zal het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag dan ook gegrond verklaren en de teruggave van de Audi aan klager gelasten.

3. De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift gegrond;
- gelast de teruggave van de inbeslaggenomen Audi aan klager.
Deze beslissing is op 3 januari 2023 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 januari 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).