Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak gaat het om een belastinggeschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2014. De belanghebbende, die in Nederland woont, ontving loon van een Zwitserse werkgever, [company], en verzocht om aftrek ter voorkoming van dubbele belasting op basis van het belastingverdrag tussen Nederland en Zwitserland. De inspecteur had eerder de aanslag vastgesteld op een belastbaar inkomen van € 36.126, maar na bezwaar werd dit verlaagd naar € 33.825, zonder aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. De belanghebbende ging in beroep tegen deze beslissing.
Tijdens de zitting op 2 november 2022 werd het geschil besproken. De belanghebbende stelde dat hij recht had op aftrek op basis van artikel 15, lid 3, van het belastingverdrag, omdat zijn loon in Zwitserland belast zou moeten worden. De inspecteur betwistte dit en stelde dat de voorwaarden voor aftrek niet voldaan waren. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet kon aantonen dat zijn loon in Zwitserland belast was en dat Nederland het exclusieve heffingsrecht had over zijn inkomsten, aangezien hij inwoner was van Nederland en geen werkzaamheden in Zwitserland had verricht.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van de belanghebbende af. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, met de voorzitter R.A. Bosman en de rechters Chr.Th.P.M. Zandhuis en I. Reijngoud. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 25 januari 2023.