ECLI:NL:RBZWB:2023:238
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens overschrijding van de beroepstermijn in belastingzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 januari 2023 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep dat door de belanghebbende was ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2018 en 2019. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval was de dagtekening 16 mei 2022, waardoor de termijn eindigde op 27 juni 2022. Het beroepschrift was echter pas op 30 juni 2022 ontvangen, wat betekent dat het niet tijdig was ingediend.
De gemachtigde van de belanghebbende voerde aan dat hij door een Covid-19 besmetting niet in staat was om het beroepschrift tijdig op te stellen. De rechtbank erkende de omstandigheden, maar oordeelde dat dit geen verontschuldiging was voor het niet tijdig indienen van het beroepschrift. De rechtbank benadrukte dat de gemachtigde of een kantoorgenoot in ieder geval tijdig een pro forma beroep had kunnen indienen. De rechtbank concludeerde dat de overschrijding van de beroepstermijn niet kon worden goedgemaakt door de omstandigheden die de gemachtigde had aangevoerd. Daarom werd het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.