Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 april 2023 in de zaak tussen
[naam eiser] uit [plaatsnaam 1] , eiser,
[naam derde-partij]. uit [plaatsnaam 1]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2023, wordt de afwijzing van een handhavingsverzoek van eiser tegen de afsluiting van een pad door de eigenaar beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. B.W.M. van Hoof, had verzocht om handhaving tegen de afsluiting van het pad dat de Boven Heining verbindt met de Zandstraat in [plaatsnaam 1]. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert had het verzoek in een primair besluit van 5 oktober 2020 niet-ontvankelijk verklaard, maar in een bestreden besluit van 7 mei 2021 het verzoek ontvankelijk verklaard en vervolgens afgewezen. Eiser ging in beroep tegen dit besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 10 mei 2022 behandeld, waarbij partijen de gelegenheid kregen om een mediationtraject te volgen. Dit traject leidde niet tot overeenstemming, waarna de rechtbank het onderzoek op 1 maart 2023 heeft gesloten. De rechtbank oordeelt dat eiser belanghebbende is bij de beslissing op zijn handhavingsverzoek, ondanks dat hij geen eigenaar is van het perceel, omdat hij het pad gebruikt voor onderhoud aan zijn bomen en als toegang voor voertuigen.
De rechtbank concludeert dat het college bevoegd is om handhavend op te treden, omdat het pad gedurende dertig jaar openbaar toegankelijk is geweest, ondanks dat het niet in de wegenlegger is opgenomen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen over het handhavend optreden tegen de overtredingen van de APV door de eigenaar van het pad. Tevens wordt het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.