ECLI:NL:RBZWB:2023:1960
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak
Op 24 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 2 mei 2022, die betrekking had op een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Na een brief van de heffingsambtenaar op 1 november 2022, waarin werd aangegeven dat er tegemoet gekomen zou worden aan de belanghebbende, trok deze zijn beroep in, maar verzocht wel om vergoeding van de proceskosten. De belanghebbende claimde verletkosten van € 972,- voor de tijd die hij had besteed aan het indienen van bezwaar.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat, hoewel de heffingsambtenaar tegemoet is gekomen aan het beroep, er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank wijst erop dat de proceskostenvergoeding enkel kan worden gevraagd voor tijdverzuim in verband met het bijwonen van zittingen of onderzoeken op initiatief van de rechter, en niet voor het lezen of schrijven van stukken. Bovendien is er geen bewijs geleverd van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De rechtbank concludeert dat het verzoek om proceskostenvergoeding op kennelijke gronden moet worden afgewezen. Tevens wordt opgemerkt dat de heffingsambtenaar verplicht is het door de verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden, waarvoor de verzoeker zich tot de heffingsambtenaar moet wenden. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.